Waarom minister Ronald Plasterk mislukte

13-10-2017 15:11

Een goede minister van Binnenlandse Zaken, dat is een slim oliemannetje dat in stilte het bestuur op rolletjes laat lopen – en daarbij zichzelf niet al te veel op de voorgrond plaatst. Van Ronald Plasterk kun je veel zeggen, maar dat dus juist niet. Dat kun je hem niet eens kwalijk nemen, maar wel diegenen die hem op deze positie hebben gezet. Plasterk was veel liever minister van Financiën geworden, maar dat werd Dijsselbloem. Wat overbleef was het ministerie van Binnenlandse Zaken. Bij de werkkamer van minister Plasterk hangen de portretten van zijn voorgangers. Ik schrok toen ik daar voor het eerst langs liep, van het aantal ministers dat ik ondertussen al heb versleten. Thom de Graaf vond ik de aardigste en Alexander Pechtold de ijdelste. Johan Remkes was de grappigste en Guusje Ter Horst de leukste. Ernst Hirsch Ballin was de slimste en Piet Hein Donner de gemeenste. Liesbeth Spies is van alle ministers het minst bekend, maar ik vind haar wel de beste. Ronald Plasterk is ongetwijfeld de slechtste. Het dieptepunt was zijn optreden in oktober 2013 bij Nieuwsuur, waar hij een geheime brief uit zijn zak toverde van de NSA, over vermeende spionage in Nederland. Waarbij hij ook nog eens precies het tegenovergestelde zei van wat in die geheime brief moet hebben gestaan. Het is typisch Plasterk, een politicus die zichzelf op onnodige en onnavolgbare wijze in de problemen brengt. Dit soort ‘plasterkjes’ heeft hij ook in de Kamer steeds gehad. 

Gevaar voor de nationale veiligheid

Het is niet eens de schuld van Plasterk, het is vooral de fout van Rutte en Samsom die hem minister maakten. De verkeerde man op de verkeerde plek. Die ook nog eens werd opgezadeld met een politiek onmogelijke opdracht. Gemeenten moesten worden opgeheven en opgaan in lokale besturen met minimaal honderdduizend inwoners. Ook de provincies moesten worden opgeheven en opgaan in vier landsdelen. Niet om het bestuur te verbeteren, maar om te bezuinigen. Elke minister had daar zijn tanden op stuk gebeten. Nog serieuzer was de bezuiniging van ruim een derde op het budget van de AIVD, wat een regelrecht gevaar was voor onze nationale veiligheid. Samen met leden van andere oppositiepartijen heb ik toen het initiatief genomen om die bezuinigingen ongedaan te maken – en nieuwe investeringen mogelijk te maken. Plasterk moest zorgen voor een goede decentralisatie van de zorgtaken door gemeenten, maar had hier niets over te zeggen. Andere zaken waar hij wel zeggenschap over had, zoals het nieuw bevolkingsregister, zijn mislukt. De minister kwam in de problemen door zijn losse flodders in de media, of door het verkeerd informeren van de Kamer. Hij maakte ook een rommeltje van de organisatie van het Oekraïne-referendum. Plasterk heeft wel een nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten door de Kamer gekregen, maar dat leidde buiten de Kamer tot weinig enthousiasme. Over die wet wordt gelukkig een referendum gehouden.

Gedoe bij het Huis voor klokkenluiders

Een slechte minister is geen zegen voor de oppositie, omdat je daar ook als Kamerlid last van hebt. De onnavolgbare ‘plasterkjes’ kunnen ook jou raken, als de minister zijn positie misbruikt voor partijpolitieke spelletjes. Of als je afhankelijk bent van de minister voor het uitvoeren van jouw voorstellen. Zoals het Huis voor klokkenluiders, een wet waar ik als Kamerlid bijna tien jaar voor heb gestreden, maar die vervolgens door Plasterk moest worden uitgevoerd. Het huis heeft echter te weinig mensen en middelen gekregen om goed onderzoek te kunnen doen naar maatschappelijke misstanden. De voorzitter van het huis is deze week opgestapt. Met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken wil ik snel afspraken maken om deze problemen op te lossen. In dit regeerakkoord staan minder dwaze dingen dan in 2012, behalve natuurlijk het voornemen om het referendum af te schaffen. De wet om het raadgevend referendum in te trekken zal vast en zeker onderwerp worden van een referendum – die strijd is nog lang niet gestreden. In het verleden zijn beroemde politici minister geweest van Binnenlandse Zaken, zoals Ien Dales en Ed van Thijn, Hans Wiegel en Edzo Toxopeus, tot aan Pieter Cort van der Linden en Johan Rudolph Thorbecke. Ik hoop dat de huidige coalitie dit ministerie weer serieus gaat nemen en gaat zorgen voor een oliemannetje dat het bestuur in ons land op rolletjes laat lopen – en daarbij zichzelf niet al te veel op de voorgrond plaatst.