Column

Onze partijen spelen een gevaarlijk spel met de EU

11-05-2017 14:30

Maandagavond vroeg Jeroen Pauw aan Alexander Pechtold welke EU-visie hij samen met zijn medeonderhandelaars Rutte, Buma en Klaver nu eigenlijk bekokstooft. Het is immers nog maar afwachten wat de lijn van het volgende kabinet zal worden, indien de VVD, het CDA, D66 en GroenLinks erin slagen een regeerakkoord te vormen. De D66-voorman liet alvast doorschemeren in te zetten op de weg richting een zwaarder bevoegde EU-staat. En het zou zomaar kunnen dat hij zijn zin ver zal kunnen doordrijven. Gezien het smaldeel D66-GroenLinks liever vandaag dan morgen een centralistische EU ziet en de VVD en het CDA beide in staat zijn gebleken om met alle winden mee te waaien, is de kans groot dat zo’n toekomstige regering eerder ‘ja’ dan ‘nee’ zal zeggen tegen verdere uitbreiding van de EU.

Macron

De EU-stellingname van onze machtshebbers wordt relevanter dan ooit, omdat dit weekend de Eurolievende Emmanuel Macron is verkozen als de volgende president van Frankrijk. Macron wil de EU drastisch hervormen via de invoering van een EU-leger, een EU-minister van Financiën, een Europese begroting, een Europees minimumloon, een speciaal Eurozoneparlement en Eurobonds (dat is, zoals Arend Jan Boekestijn hier uitlegt, een ‘‘geldpot in Europa waar Frankrijk uit kan vissen’’). Uiteraard wil nog helemaal niet gezegd dat zulke ideeën meteen werkelijkheid zullen worden. Zo zijn de Duitsers absoluut geen fan van Macrons plannen voor de Eurozone. Wel betekent Macrons uitverkiezing dat er meer onderhandelingsruimte in het spel is gekomen om de bevoegdheden van de EU daadwerkelijk te verdiepen. Zeker lijkt dat hij voor wat hervormingsgezind momentum binnen de EU zal zorgen. Het uiteindelijke resultaat zal, zeker gezien de Eurosceptische Britten zich definitief terugtrekken, eerder méér dan minder EU zijn.

Kloof

Al het bovenstaande doet vermoeden dat er een Eurolievende wind door Nederland en Frankrijk draait, maar die blijkt bij nader inzien vooral te bestaan uit gebakken lucht. Minder dan een kwart van de Fransen heeft in volle overtuiging in de eerste ronde op Macron gestemd. Meer dan driekwart stemde dus op een van de andere kandidaten, die qua EU-gezindheid nog niets eens in de buurt komen van Macron. En volgens een peiling van Ipsos gaf 60 procent van de Macron-kiezers aan ‘bij gebrek aan beter’ op hem te hebben gestemd. Slechts 16 procent stemde op Macron vanwege zijn programma. De Fransen zijn dus helemaal niet zo pro-EU, iets wat al bleek toen zij in 2005 via een referendum de Europese Grondwet verwierpen. Ook in Nederland staan de partijen mijlenver van de burgerlijke werkelijkheid af, het Oekrainereferendum van vorig jaar en het Grondwetreferendum van 2005 indachtig. Het doet tevens denken aan de situatie in het Verenigd Koninkrijk, waar een meerderheid voor een vertrek uit de EU stemde terwijl driekwart van alle Britse politici zich in het kamp van de ‘remainers’ had geschaard.

Een korte geschiedenis

Er bestaat dus een kloof tussen de wensen van politici en van burgers, wanneer het de EU betreft. Dat is ook niet zo heel verwonderlijk. Europa is pas sinds het referendum over de Europese Grondwet in 2005 een serieus issue in het politieke debat. De partijen, die voorheen vooral gefocust waren op hun sociaaleconomische verschillen, moesten toen opeens een positie in gaan nemen op dit vrij nieuwe thema. De logge partij-instituties van de traditionele volkspartijen, steunend op een brede achterban van hoog- én laag opgeleiden (dus zowel de ‘winners’ als de ‘losers’ van het Europese project), konden deze nieuwe ontwikkeling niet aan. Relatief nieuwe en homogener samengestelde partijen, zoals D66, GroenLinks en de PVV konden dat wél. Echter zijn het nog altijd de VVD, het CDA en de PvdA die in de voorbije kabinetten de dienst hebben uitgemaakt.

Radicale partijen & loze beloftes

Nu zult u denken: maar wij stemmen toch zelf op deze partijen? Was het dan niet onze eigen schuld dat diezelfde partijen beslissingen over Europa hebben gemaakt die eigenlijk onvoldoende draagvlak onder de bevolking hebben? Bedenk dan echter dat de SP, de PVV, de Partij voor de Dieren en (het recent opgerichte) FvD de enige écht Eurosceptische partijen zijn – partijen die economisch dan wel cultureel op de flanken van het politieke spectrum liggen. Wanneer Europa, zoals in de voorbije verkiezingen, geen rol van betekenis speelt in de campagne, weten zulke radicale partijen bijna geen economisch en cultureel gematigde kiezers het Eurokritische kamp in te trekken. En als de VVD zich in 2012 dan enigszins Eurosceptisch voordoet, zodat er bijvoorbeeld ‘‘geen euro meer naar Griekenland’’ zal gaan, dan blijkt achteraf dat zij gewoon het tegenovergestelde doet. Het is namelijk altijd nog maar afwachten hoe er binnen kabinetten deals over Europa worden gemaakt, volledig aan het zicht van de kiezer onttrokken. Daarbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat het niet meewerken door parlementsleden aan de lijn van het kabinet streng kan worden bestraft door de eigen partij. Joost Taverne had in de zomer van 2015 als enig VVD-Kamerlid de ballen om tegen de nieuwe Griekse lening te stemmen, maar die zagen we vanzelfsprekend niet meer terug op de VVD-lijst voor de afgelopen verkiezingen.

Democratie als zelfcorrectie

En ja: er zijn ook kiezers die af en toe ietwat dommige keuzes maken. Maar dat is juist helemaal niet erg in een democratie: zij onderscheidt zich van andere staatsinrichtingen door de mogelijkheid te bieden om sommige beslissingen, waar achteraf onvoldoende draagvlak voor blijkt, terug te laten draaien of bij te stellen. De mogelijkheid tot verantwoording, ofwel het kunnen wegsturen van de machthebbers die verantwoordelijk waren, leidt in ultimo tot democratische zelfcorrectie. Echter leert zowel de theorie als de praktijk ons dat wanneer bevoegdheden eenmaal zijn overgedragen aan Europees gezag, dit proces uiterst moeilijk omkeerbaar is. De praktijk laat namelijk zien dat dit nog nooit is gebeurd, terwijl de theoretische verklaring daarvoor uiterst simpel is: waar de macht ligt, zal die nooit vrijwillig worden afgestaan – zeker niet door de stroperig functionerende, complex vormgegeven EU-kluwen. En dat terwijl het al dan niet overdragen van soevereiniteit welhaast de meest existentiële vraag is die een natie zichzelf kan stellen: onder wiens gezag willen wij eigenlijk staan?

Piramidespel met vertrouwen

De partijen dragen dus juist op het gebied van de EU een zeer grote verantwoordelijkheid jegens ons. Elke gemaakte stap is namelijk nagenoeg onomkeerbaar. Er lijkt in theorie slechts één mogelijkheid te bestaan om alsnog soevereiniteit naar nationaal niveau terug te halen: namelijk door het creëren van zeer grote, urgente druk, die door de zowel de nationale als de Europese politieke kopstukken wordt ervaren als nagenoeg onhandelbaar. Zo wist de Britse ex-premier David Cameron begin vorig jaar een klein takenpakketje terug te slepen richting Westminster, dit in de (door Brussel gedeelde) hoop dat de toen al dreigende Brexit zou kunnen worden afgewend.

De uitkomst is bekend: het Europese project bleek te zijn uitgedraaid op een uit de hand gelopen piramidespel met het EU-vertrouwen van de Britse burgers. Dientengevolge gaat het Verenigd Koninkrijk vanaf nu een intens moeilijke en onzekere periode tegemoet, iets waarop wij zeker niet jaloers op hoeven te zijn. En nu zal het in Nederland voorlopig nog niet zo’n vaart lopen dat we binnenkort een Nexit mogen verwachten, maar in maart verscheen er nog een peiling van Maurice de Hond die uitwijst dat het draagvlak daarvoor zeer groot is. Als we de onvrede over de EU langer laten sluimeren, dan zal dit draagvlak zeker niet kleiner worden – wellicht eindigen we dan ooit zoals de Britten.

Referenda

Gelukkig bestaat er een gulden middenweg die ons enerzijds bevrijdt van de houdgreep van ons partijenstelsel, en ons anderzijds zou kunnen behoeden voor de risico’s die de twee uitersten van a) een centralistischere EU, voorzien van een groeiende onvrede en b) een Nexit met zich meebrengen. Referenda zijn op dit moment de enige manier om een betrouwbare inschatting te krijgen van wat burgers met de EU willen. Tevens dienen referenda als noodzakelijk correctiemiddel voor het geval onze partijen wederom hoog spel dreigen te spelen met een verdere uitbreiding van de EU. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Hoewel er op dit moment een mogelijkheid is om een correctief raadgevend referendum te houden, heeft de afhandeling van het Oekraïnereferendum laten zien dat zij allerminst als waarborg dient.

Onwil partijen

Sterker nog: zoals ik vóór de verkiezingen al waarschuwde, ziet het er sterk naar uit dat de nieuwe coalitie een voorstel gaat doen voor het schrappen van EU-zaken uit de bestaande Wet Raadgevend Referendum. Immers: waar D66 en GroenLinks (net als de PvdA) ‘opeens’ niet meer zo happig zijn op EU-referenda, daar waren de VVD en het CDA (net als de ChristenUnie) überhaupt al fel gekant tegen enige directe volksinspraak. De ironie wil overigens dat een voorstel tot het uitzonderen van EU-zaken an sich ook weer referendabel is, waardoor het ook mogelijk is dat de partijen onderling afspreken dat zij op dit vlak simpelweg geen gehoor meer zullen geven aan de wens van de kiezer. Wat dat betreft is er met de afwikkeling van het Oekraïnereferendum reeds een gevaarlijk precedent geschept. En ondertussen hebben D66, GroenLinks en de PvdA al geen zin meer om hun eigen (!) wetsvoorstel voor een bindend correctief referendum in te dienen voor een tweede lezing.

Conclusie

Dit alles stelt ons voor een bittere conclusie. Het zal heel goed kunnen dat Macrons uitverkiezing zal leiden tot vernieuwde hervormingsdrang binnen de EU. In de maalstroom waar we dan in terecht zullen komen, hoeven we er niet op te rekenen dat onze partijen oog zullen hebben voor de wensen van de Nederlanders. Ondertussen zal de waarde van het referendum, in potentie het laatste redmiddel dat ons nog rest, nog minder worden dan het al was. Wie zich over vijf jaar omringd ziet met méér EU en minder democratie, die moet niet vreemd opkijken.