Waarom het naoorlogse ideaal van antifascistisch humanisme is doorgeschoten

28-02-2018 13:18

‘U bent een racist, en jij bent een fascist!’ Wilde beschuldigingen van racisme en fascisme volgen elkaar snel op in het huidige politieke debat. Is er daadwerkelijk sprake van een fascistische opleving of is Nederland in de ban geraakt van een heuse racisme-manie? Een antwoord op deze vraag kan vanuit een historisch perspectief worden gevonden. Bovendien zal blijken dat dit niet zo’n onschuldige tendens is als het ogenschijnlijk lijkt.

Slingerbeweging

Wie goed naar het verleden kijkt kan daar in een historische heen-en weer beweging ontwaren, zoals die van een pendulum.  Het punt waarop de slingerbeweging begint is, zodra een combinatie van ideeën de juiste omstandigheid vindt, en een beweging in gang wordt gezet. Zo’n beweging verkrijgt momentum, en wordt dan overgenomen door een radicale stroomversnelling. De frustraties die dit uitlokt zetten vervolgens een krachtige tegenbeweging in gang. Deze reactie dringt de kracht van de eerste beweging terug, om dan zelf ook weer voorbij het nulpunt heen te slingeren. Dit kan vereenvoudigd worden uitgelegd aan de hand van het historische voorbeeld van de Franse revolutie.

Eind jaren tachtig van de 18e eeuw vinden de Verlichtingsidealen een vruchtbare voedingsbodem in Frankrijk. Daarop wordt een revolutionaire beweging in gang gezet. Waarna deze beweging versnelt, radicaliseert en eindigt in de apotheose van de Napoleontische bezetting van Europa. Dit lokte op haar beurt een tegenbeweging uit. Waarbij een coalitie van legers Napoleon terugdrongen. Na dit nulpunt in 1815 werden de idealen van de Franse revolutie teniet gedaan en een periode van ‘Restauratie‘ deed haar intrede. Voorts lokte dit ook weer een tegengestelde beweging uit.

Zo’n zelfde slingerbeweging is ook in het directe verleden en het heden waarneembaar. Dit biedt een verklaring voor de huidige veelvuldigheid van racisme-en fascisme beschuldigingen. Het heeft betrekking op het nazisme, de terugdringing daarvan en het voorbij slingeren daaraan. Uitmondend in Nederland in de moord op Pim Fortuyn.

Antifascistisch humanisme

Het beginpunt daarvan is in de negentiende eeuw wanneer een combinatie van etno-culturele ideeën over natievorming ingang vinden. Met name in het nog historisch gefragmenteerde Duitsland kwam een grote mate van eenheidsdrang op. Deze beweging kreeg haar momentum in 1871 met de vorming van Duitsland. En kort gezegd verkreeg haar radicale en raciale versnelling onder het 12-jarige nazi-project. Om vervolgens door een tegenbeweging, een coalitie van legers, te worden beëindigd. In mei 1945, na de Duitse overgave, was het nulpunt bereikt. Waarna een ontwaking uit de extreem raciale nazi-nachtmerrie plaatsvond.

De vraag hoe een geleerd land, met diepe culturele wortels de wereld in de afgrond heeft kunnen meetrekken stond daarbij centraal. De consensus van de Amerikaanse beleidsmakers was dan ook, ‘never again’. De historische pendulum stond op dat moment op het nulpunt. In Duitsland heette het dan ook ‘Stunde Null‘ en het zou de geboorte inluiden van een nieuw moreel kader. Net als het jaar nul de Christelijke moraal baarde. Zo werd uit die nazi-puinhopen een nieuw ideaal van het antifascistisch humanisme geconstrueerd.

Praten over Duitse identiteit werd vermeden

Om dat ideaal te verwezenlijken moest een compleet maatschappelijk transformatieproces plaatsvinden. De uitspraak ’Wir haben es nicht gewußt’, moest worden omgevormd in collectieve bewustwording en schuldbesef. Het doel, het voorkomen van een herhaling. Zo begon het proces van grondige maatschappelijke omvorming om het nazisme met wortel en al uit te roeien.

Daarbij brandden de beelden van de concentratiekampen, zoals die vertoond werden tijdens de Neurenberger processen, zich in het collectieve geheugen. Ook moesten voormalige nazi’s naar interneringskampen, kregen zij baanontzeggingen en boetes. Alle verwijzingen naar het naziverleden werden uit het straatbeeld verwijderd. Bovendien leidde het in Duitsland tot een tolerante immigratiewetgeving. En gespreksonderwerpen over een Duitse identiteit werden vermeden.

Het antifascistische ideaalbeeld

In Nederland vond – na de vijf bezettingsjaren en de traumatische deportatie van de Nederlandse Joden – dat ideaal ook zijn ingang. Het nazisme fungeerde als moreel kompas van hoe het niet moest. Alles wat zich ertegen verzet had werd geprezen. Verzetslieden en verbannelingen werden als de nieuwe helden onthaald. Velen van hen kregen een eervolle vermelding of een straatnaam. Met de twee meidagen werden de oorlogsslachtoffers herdacht. Daarnaast kwam er een opbloei van een hele culturele industrie, waarbij in films, cabaret en later computerspelletjes, de fascist werd bestreden en de antifascist werd geprezen. Bovendien oversteeg dit ideaal alle ideologische verschillen in de partijpolitiek.

De sociaaldemocraat Willem Drees vertolkte vanaf 1948, als rustige burgervader, het antifascistische ideaalbeeld van premier. Drees had niet alleen in het stille verzet gezeten tijdens de oorlog, hij was ook wars van alle felle en krachtige retoriek. Deze elementen tezamen vormden het beginpunt van een culturele en morele traditie in Nederland met als gemeenschappelijke vijand: de fascist.

Waar is het toch misgegaan met hen?

Vanuit deze antifascistische traditie zijn er verschillende politici geweest die het tegenbeeld daarvan vormden. In de jaren tachtig en negentig werd dat beeld van tegenhanger gevormd door Hans Janmaat. Begin 2000 was dat Pim Fortuyn. Opgevolgd door Geert Wilders en nu mogelijk ook door Thierry Baudet. Wie inzoomt ziet echter grote verschillen tussen deze politici, maar de overeenkomst is dat zij als het tegenbeeld van het antifascistisch humanisme fungeren. Telkens wanneer dit antitype opduikt vindt er een revitalisatie van die morele traditie plaats.

Het gevolg is echter dat deze politici, op basis van morele gronden, de toegang tot de morele gemeenschap wordt ontzegd. De morele grenzen die normaal gelden in de samenleving worden bij hen dan ook deels opgeschort. Zodra er verdenkingen zijn volgt er namelijk een verbeten ontmaskerings- en bestrijdingsklimaat. Zo verloor de vrouw van Janmaat haar rechterbeen in 1986 door toedoen van een antifascistische demonstratie. Fortuyn werd openlijk met stronttaarten besmeurd (waarbij niemand ingreep) en in 2002 doodgeschoten. Wilders is uitgesloten, bedreigd en nu streng beveiligd. De recente opkomst van Baudet gaat eveneens gepaard met intimidatie en bekladding van zijn huis. Daarnaast mogen de media de familieleden van deze politici grondig onderzoeken. Dit gebeurt met de onderliggende vraag, waar is het toch misgegaan met hen?

Angst voor een boycot

In de wetenschapsbeoefening geldt soms eenzelfde opschorting met betrekking tot de wetenschapsregels. Een subjectievere mening ter ondersteuning van dit antifascistische ideaal prevaleert dan ten koste van de wetenschapseisen. Bovendien kan voor de openlijke aanhangers van deze politici eenzelfde royement volgen. Voor hen is er dan een kans op baanontzegging of uitsluiting. Als student kan hem een gebrek aan intelligentie worden verweten. Vanuit angst voor zo‘n boycot zijn er maar weinig mensen die een tegengeluid durven te geven. Met een stilzwijgend conformisme tot gevolg.

De grote vraag hierbij is of de pendulum niet te ver is doorgeslagen. Wordt, wat begon als een goed ideaal, nu niet ingehaald door een radicale stroomversnelling? Is er daadwerkelijk sprake van fascisme of worden de criteria dusdanig opgerekt om de politieke tegenstanders te laten voldoen aan het tegenbeeld van de antifascist. Want wie zijn tegenstander (letterlijk) wil uitschakelen kan ook misbruik maken van deze krachtige traditie. Om daarop een antwoord te geven zal worden ingezoomd op het grootste slachtoffer, Pim Fortuyn. Op die manier komen de mechanismen van deze traditie aan het licht.

Lafheid

Rondom de milleniumwende maakte Pim Fortuyn zijn opkomst als politicus. Zijn analyses, die hem bekend en controversieel maakte, waren omtrent integratie en de multiculturele samenleving. Dit was echter voor zijn politieke tegenstanders aanleiding om hem te bestempelen als de hedendaagse Mussolini of de Eichmann van de 21e eeuw. Zijn opkomst werd eveneens gerelateerd aan het onderduikverhaal van Anne Frank. Fortuyn paste zo meer en meer in het ideaaltype fascist.

Ondanks de toekenning van de fascistische eigenschappen hebben vele politici achteraf toegegeven dat Fortuyn in zijn diagnose over de multiculturele problemen weldegelijk gelijk had. Zij durfden dat echter toentertijd niet openlijk te benoemen. PvdA-prominenten als Wouter Bos, Felix Rottenberg en Rob Oudkerk erkenden later hun eigen falen daarin. Rob Oudkerk zei later: ’Fortuyn had gelijk, zijn analyse was kaarsrecht.’ Rottenberg gaf aan ‘ik ben heel laf geweest, maar dat was een lafheid die in die tijd normaal was.’ Zij gaven aan dat zij vanuit hun eigen partijtop zich zo moesten opstellen. Ook de huidige D66-voorman Alexander Pechtold heeft recent nog in de talkshow van Pauw & Jinek eenzelfde verklaring gegeven. Hij zei dat het ’minder in was’ de integratieproblemen zo te benoemen in de jaren ’90, omdat hij het gevoel had dan te discrimineren (uitzending, 28 februari 2017).

Actief gewelddadig verzet

Dit laat vooral zien tot wat voor krachtige morele traditie dat ideaal verworden is. Politici durven hun ware gedachten niet meer uit te spreken. Een mogelijke verdediging van ’de fascist’ zou immers ook bij hen tot uitsluiting kunnen leiden en het einde van hun politieke carrière betekenen. Bovendien toont het aan dat er misbruik van dat  kader gemaakt kan worden. Politieke leiders kunnen de sluimerende, getraumatiseerde onderlaag van het naziverleden opentrekken om zich van een opkomende politicus te ontdoen. Zij werpen zich dan op als de absolute verdedigers van die morele traditie. Met de uitvergroting van de vermeende fascistische dreiging komt tevens een vergroting van de deugdzame verzetsrol. Daaruit revitaliseert namelijk het morele kader en het samenbindende effect met de eigen achterban ervan. Wie zich als publiek identificeert met de verzetsheld, wordt namelijk zelf ook een beetje verzetsstrijder. Maar bij sommige individuen triggert het wel degelijk actief gewelddadig verzet. Dit hebben we gezien met de moord op Fortuyn.

Het verkeerde soort populisme

De racisme-en fascisme beschuldigingen komen dus voort uit de bestrijding van het nazisme en de start van de morele traditie van het antifascistisch humanisme. Het diende ter preventie van eenzelfde collectieve dwaling als onder de nazibarbarij. Maar met de moord op Fortuyn hebben we vastgesteld dat er ook misbruik van dat kader kan worden gemaakt.

Wat mij betreft kan ‘het verkeerde soort populisme’ daarom op twee manieren worden uitgelegd. Het geldt voor die politici die willens en wetens bevolkingsgroepen tegen elkaar opzetten voor eigen politiek gewin. Maar het geldt tevens voor diegene die de criteria van fascisme en racisme uiterst flexibel hanteert, om zijn tegenstander te laten figureren als het tegenbeeld van de antifascistische traditie. De populistische energie wordt dan gedirigeerd tegen de substituut fascist. Waarna een sterke bestrijdingsdrang in werking treedt.

De racisme- en fascismekaarten moeten daarom met enige terughoudendheid worden getrokken. En bij het trekken van dit wapen, moeten de criteria inzichtelijk worden gemaakt. Niet alleen om te voorkomen dat we komen te vervallen in een racisme-manie, die de werkelijke morele traditie ontwaart. Maar ook omdat het levensgevaarlijk is gebleken. Na de moord op Fortuyn hebben we gezien dat wie die emotionele onderlaag triggert, de trekker in de realiteit kan laten overhalen. De pendulum staat wat dat betreft 5 over 12.

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens