Opinie

Nationalisme is niet per definitie fout, is ook progressieve, democratische kracht

21-08-2017 19:44

Regelmatig wordt in het publieke debat gewaarschuwd voor opkomend nationalisme. Het laten vallen van dat woord is vaak al genoeg om mensen te doen sidderen. Nationalisme is namelijk een begrip dat doorgaans zeer negatieve associaties oproept. Het wordt vaak in één adem genoemd met oorlog, racisme en extreemrechts. Dat is in sommige gevallen begrijpelijk, maar het is niet altijd terecht. Nationalisme heeft verschillende kanten. Dat wordt nog al eens vergeten. In deze tijden waarin wij te maken  hebben met discussies over multiculturalisme en nationale identiteit, en een Europese Unie die in haar voegen kraakt, is het verstandig dat goed in gedachte te houden.

Het nationalisme wordt doorgaans als een duistere kracht geplaatst tegenover het kosmopolitisme van de hedendaagse ontwikkelde mens. De progressieve, ‘weldenkende’ elite houdt niet van nationalisme. Voormalig premier Kok waarschuwde er bijvoorbeeld voor tijdens de verkiezingscampagne van Pim Fortuyn en sprak destijds over “het naar binnen gekeerde nationalisme”.

Emancipatie en revolutie

Van alle politieke ideologieën uit de negentiende eeuw lijkt vooral het nationalisme uit de gratie te zijn geraakt. Op onze universiteiten, in de politiek, de media en in het middelbaar onderwijs wordt nationalisme over het algemeen als een zeer gevaarlijk verschijnsel gezien. Wat vaak buiten beschouwing gelaten wordt is dat nationalisme in de negentiende eeuw vooral een basis bood voor emancipatie en revolutie. Het is in de geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen een progressieve en democratische kracht geweest, net als het socialisme en het liberalisme. De nationale staat en de volkssoevereiniteit stonden eigenlijk al vanaf de Franse Revolutie centraal in het streven de macht van de aristocratie, of van vreemde overheersers, te breken. Het is dan ook ironisch dat vooral links zich totaal van het nationalisme heeft afgekeerd.

Nationalisme kon in het verleden mensen mobiliseren om een stap vooruit te zetten in de geschiedenis. De eenwording van Italië kwam bijvoorbeeld tot stand als gevolg van een nationalistische beweging. De geschiedenis kent tal van dit soort voorbeelden. Het opeisen van onafhankelijkheid door de Grieken toen het Ottomaanse Rijk begon in te storten kwam uit nationalistische motieven voort. Datzelfde gold voor de opstand van de Ieren tegen het Verenigd Koninkrijk en die van de Arabieren tegen het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Eerste Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog bood het nationalisme de volken in Afrika, Azië en het Caraïbisch gebied een basis om hun onafhankelijkheid op te eisen. Dit nationalisme was duidelijk een beweging tegen exploitatie, tegen onderdrukking, voor zelfbestuur, voor emancipatie, en derhalve uitgesproken links. Zonder nationalisme geen onafhankelijkheid van India, Indonesië, Algerije, Kenia of Suriname. De Vietnamese Vietcong waar de linkse demonstranten uit de jaren zestig mee sympathiseerden was (letterlijk) een nationale bevrijdingsbeweging: NLF stond voor ‘National Liberation Front‘. Het is des te opmerkelijker dat nationalisme vandaag de dag vooral door links zo verketterd wordt.

Dat het nationalisme uiteindelijk een slechte naam heeft gekregen kan natuurlijk voor een belangrijk deel verklaard worden door de rol die het speelde bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Maar hier is het verstandig voorzichtig te zijn en goed te kijken wat er precies gebeurde. Voormalig UKIP-leider Nigel Farage verdedigde een aantal jaren geleden in het Europees parlement de stelling dat niet het nationalisme, maar vooral het gebrek aan democratie in Europa tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft geleid. Dat is voor discussie vatbaar. De problemen in het multinationale Oostenrijk-Hongarije, in 1914 nog het grootste land van Europa, vormden namelijk een belangrijke oorzaak voor het uitbreken van de oorlog.

‘In Zweden wordt het al racistisch gevonden als je zegt dat je trots op Zweden bent’

Hitler

Farage heeft zeker een punt. Tsaristisch Rusland, Wilhelminisch Duitsland en het Habsburgse Oostenrijk-Hongarije konden immers voor de Eerste Wereldoorlog de overgang naar de democratie niet maken. De drie keizerrijken verdwenen dan ook na de oorlog. In Rusland door de communistische revolutie, in Duitsland doordat aan dat land door de geallieerden de eis werd opgelegd dat het een republiek zou worden. Oostenrijk-Hongarije viel uiteen: bij de vredesbesprekingen vormde het zelfbeschikkingsrecht van volkeren voor de Amerikaanse president Wilson het uitgangspunt. In de Verenigde Staten van Amerika, zelf voortgekomen uit een nationale onafhankelijkheidsstrijd, zag men het namelijk als een groot probleem dat de Europese volken voor de oorlog zaten opgesloten in allerlei ondemocratische, veelal multiculturele staten.

De voornaamste reden dat het nationalisme in een kwaad daglicht is komen te staan is echter gelegen in het feit dat het besmet is geraakt door de opkomst van Adolf Hitler en wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Alle soorten nationalisme worden sindsdien min of meer gelijk gesteld aan het nationaalsocialisme. Door de jaren heen is de neiging dat te doen steeds sterker geworden. Daardoor zijn inmiddels zelfs onschuldige vormen van patriottisme verdacht. In Zweden wordt het bijvoorbeeld al racistisch gevonden als je zegt dat je trots op Zweden bent. Aan de linker zijde heeft bovendien altijd een internationale traditie bestaan (internationaal socialisme waarbij klassenstrijd over nationale grenzen heen centraal stond en oorlog tussen arbeiders van verschillende landen werd afgewezen).

‘Men moet vaststellen dat supranationale instellingen lang niet altijd democratisch zijn’

Supranationale instellingen

Het verenigde Europa dat na Tweede Wereldoorlog langzaam maar zeker ontstond bood sociaaldemocraten een mogelijkheid om de solidariteit over de grenzen heen te realiseren. Tegelijkertijd gaf het het bedrijfsleven en de liberalen de kans hun ideeën over vrije markten en ‘economies of scale‘ in de praktijk te brengen. Men heeft dan ook besloten de nationale staten in Europa af te breken en de verschillende Europese volken te laten opgaan in een verenigde Europese Unie. Het bouwen van een Europa waar mensen en kapitaal zich vrij over vroegere grenzen kunnen bewegen, waar volop ruimte wordt geboden aan multinationale ondernemingen om economische activiteiten te ontplooien en waar beslissingen worden genomen in bureaucratische supranationale instellingen, is – zo beweert men – de (enige) weg voorwaarts.

Men moet echter vaststellen dat supranationale instellingen – die tegenwoordig in progressieve kringen nogal verheerlijkt worden – lang niet altijd democratisch zijn. Nigel Farage heeft in het Europees Parlement dan ook regelmatig gewaarschuwd voor het gebrek aan democratie in de Europese Unie. Dat is volkomen terecht. Juist dat gebrek aan democratie kan de Europese Unie gaan opbreken.

Behoefte van volk

Of, en in hoeverre, nationalisme een oplossing kan vormen voor dit probleem is natuurlijk de vraag. Maar één ding staat vast: het nationalisme heeft altijd voorzien in de belangrijke behoefte van een volk zichzelf te besturen en onafhankelijk te zijn. Het stelselmatig negeren van deze behoefte zou in de toekomst wel eens een zeer grote fout kunnen blijken te zijn.