Opinie

Onze partijen verdienen niet minder subsidie maar minder macht

04-01-2017 15:58

‘’Schaf de overheidssubsidie aan politieke partijen af’’, zo betoogt politicologiestudent Gijs Kooistra in de Volkskrant. Volgens hem zijn die subsidies een groot probleem, omdat daardoor (betalende) leden minder belangrijk zijn geworden en het vooral de hoge partijbonzen zijn die over het uiteindelijke beleid gaan. Door deze partijinterne kloof zou ‘’de connectie met en het vertrouwen in de politiek’’ verdwijnen. Een manier om de verbinding met de partijtoppen te herstellen, zo betoogt Kooistra, is dus het afschaffen van de overheidssteun: partijen worden dan volledig afhankelijk van ledengeld en zullen dan meer hun best moeten doen om leden voor zich te winnen. Bovendien worden de partijen op die manier gedwongen om hun leden meer inspraak te geven: anders zullen diezelfde leden meteen weer ontevreden verdwijnen, met minder inkomsten voor de partij als gevolg.

Subsidies zijn nooit cool

Op zichzelf lijkt dit een sympathiek voorstel. Immers zijn subsidies nooit cool, wat zeker in het geval van onze politieke partijen gezegd kan worden. Doordat de ledenaantallen sinds de jaren 60 structureel zijn leeggelopen en de inkomsten dus minder werden, hebben onze partijen de afgelopen jaren erg goed voor zichzelf gezorgd: volgens cijfers uit dit rapport (p. 8) van de partijenhistoricus Gerrit Voerman is het totaalbedrag sinds 1990 gestegen van een schamele 2 miljoen naar ongeveer 15 miljoen. En dan nog besloten CDA, VVD en PvdA vorig jaar aan te kloppen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken voor meer staatssteun, gezien het feit dat hun geldzorgen nog steeds niet voorbij zijn. Dat is natuurlijk de schaamteloosheid ten top, en eens te meer een teken dat ons huidige partijenstelsel – een kind van de verzuiling – op haar laatste benen loopt.

Maar is het dan ook vanzelfsprekend een goed idee om, net als Kooistra, het aloude systeem van breed gedragen massapartijen weer nieuw leven in willen te blazen? Absoluut niet. Het getuigt wel van een buitengewoon optimisme dat het wegvallen van overheidssteun zal zorgen voor een heropleving in ledenaantallen. Hoewel het klopt dat de partijen door verkleinde contributie-aantallen scheutig subsidies aan zichzelf zijn gaan toekennen, is het niet logisch om dan ook maar zonder meer van het omgekeerde verband uit te gaan: dat de leden weer binnen zullen stromen indien deze staatssteun vervalt, omdat partijen dan ‘’weer hun best gaan doen om leden te winnen’’ (dixit Kooistra). Sterker nog: dit lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Partijen doen namelijk echt wel hun stinkende best om aan nieuwe leden te komen, het water staat ze immers alweer enige tijd aan de lippen en meer leden betekent meer contributie. In het tijdperk van internet en social media zou dit makkelijker dan ooit moeten zijn, zou je zeggen. Het lukt echter gewoon niet.

Partijen zijn niet meer het ideale platform voor burgerparticipatie

De reden daarvoor is te eenvoudig voor woorden: we willen simpelweg geen langdurige verbintenis meer aan met een en dezelfde partij, zoals tijdens de verzuiling nog wel de heersende trend was. In het al eerder aangehaalde rapport van Voerman (p.8) is goed te zien hoezeer die verzuiling bepalend is voor het percentage burgers dat lid is van een partij: in 1948 nog 14 procent, maar aan het begin van de ontzuilde jaren ’70 nog maar 4 procent. Inmiddels is dat laatste percentage nog ietsje geslonken tot 2 procent, en is er de afgelopen 45 jaar dus niet zo gek veel gebeurd op het gebied van ledensteun aan politieke partijen. Het is al met al dus naïef om te veronderstellen dat dat percentage met het laten wegvallen van subsidies wel weer even opgekrikt zal worden, gezien het verzuilde tijdperk voor altijd achter ons ligt. Hoewel we allemaal een stuk hoger opgeleid en mondiger zijn geworden, we vaak actief zijn in andersoortige bewegingen, zo af en toe een petitie willen steunen of zelfs komen opdraven voor een referendum, is de partij – anders dan Kooistra in zijn stuk beweert – allang niet meer het ideale platform voor burgerparticipatie.

Slechts tien procent is actief lid

Daarbij is er ook iets mis met Kooistra’s redenering dat leden meer inspraak zullen krijgen als partijen afhankelijker zullen zijn van diezelfde leden. Verreweg de meeste partijleden hebben helemaal geen behoefte aan zulke inspraak: slechts 10 procent is actief lid, en bezoekt dus partijbijeenkomsten (niet eens per se de ledencongressen). De partijen steunen dus vooral op ‘slapende’ donateurs, waar zij op het gebied van ledeninspraak weinig van te vrezen hebben. Daarbij is het een verre van recent verschijnsel dat de partijtoppen oppermachtig zijn: de politicoloog Arend Lijphart beschreef in 1968 hoezeer de partijtoppen onderling alles sinds het begin van de 20e eeuw hebben weten te bedisselen. Overigens ben ik tot nu toe relatief mild geweest tegenover Kooistra, want het is nou net die 10 procent aan partijenthousiastelingen die geen last heeft van het probleem (de ‘kloof’ tussen elite en burger) – nee: zij zijn juist het probleem. Zij vormen de elite die tot nu toe weigert om democratische hervormingen door te voeren waar niet enkel partijleden, maar iedereen wat aan heeft.

Kortom: het afpakken van subsidies zal niet zorgen voor een heropleving van het politieke leven, maar enkel tot een verdere kaalslag onder politieke partijen – met als uiterste consequentie dat die partijen hun toevlucht zullen zoeken tot goedkopere campagnes of tot schimmige donateurs van buitenaf. Laten we daarom eens afstappen van dat verzuilde idee van ledenrijke partijen die het epicentrum van de macht zouden moeten vormen, en meer macht geven aan de kiezers. Immers is het zowel Kooistra als mij te doen om het herstellen van de connectie tussen burgers en de politiek. Onze huidige partijverbanden zijn natuurlijk geen doel op zich, maar slechts een (steeds slechter functionerend) middel om die connectie gestalte te geven. Als 2016 ons iets duidelijk heeft gemaakt, dan is dat het wel. Laten we het komende jaar dus gebruiken om die partijmacht voor eens en altijd aan banden te leggen.