Essay

Wat levert het Oekraïne-verdrag óns op en wat kost het?

21-03-2016 14:30

Voor de zoveelste keer werd afgelopen week op ons ministerie van Veiligheid en Justitie iemand als peperdure ‘adviseur’ binnengehaald die kort daarvoor wegens wanprestatie was weggestuurd. Dit maal was het de jammerlijk mislukte Gerard Bouman, de stoere vent die de Nationale Politie wel even op poten zou zetten, maar er met zijn barse centralisme zo’n puinhoop van maakte dat de administratie een chaos is en de ICT een gordiaanse knoop. Bovendien heeft dankzij Boumans ‘reorganisatie’ iedereen nu ruzie met iedereen, lopen er duizenden gerechtelijke procedures van het personeel tegen hun eigen werkgever en komt het functioneren van het korps in de knel. Verwacht men à raison van een kleine twee ton per jaar nu echt zinnige adviezen van zo’n brokkenpiloot? Welnee, het is hand-boven-het-hoofd-houderij op kosten van de belastingbetaler die akelig dicht in de buurt komt van verwerpelijke vriendjespolitiek. Van eens op het pluche, altijd op het pluche, daar zorgen we onderling wel voor.

Enige bescheidenheid past ons wel

Zulke dingen gebeuren best vaak in Nederland, let maar eens op hoeveel mislukte bestuurders na hun ondergang als badeendjes elders weer opduiken als burgemeester,  adviseur, commissaris of voorzitter van een of andere raad of commissie. Ook al is corruptie in Nederland een stuk minder spectaculair dan in veel andere landen, ook al zijn er hier maar weinig lieden aan de top die grote bedragen botweg in eigen zak steken, enige bescheidenheid past ons wel.

‘Als het om corruptie gaat, vinden we het werkelijk belangrijke verschil op de laagste niveaus’

Dat laat onverlet dat er wel degelijk een dramatisch en wezenlijk verschil is tussen Nederland en landen als Oekraïne. Dat verschil zit hem alleen niet in de eerste plaats in die gesloten bestuurderskringen, waar men elkaar net zo baantjes toeschuift en met arbeidsvoorwaarden en beloningen sjoemelt als elders. Het zit hem ook niet in de schimmige ‘oligarchen’ en ‘zakenlieden’ die miljarden weggoochelen. Dat kunnen onze ‘bedrijvendokters’ en faillissementsfraudeurs net zo goed. Het is niet gemakkelijk om aan te geven waarin een westers sprinkhanenfonds zich wezenlijk onderscheidt van een Oekraïense oligarch. Nee, als het om corruptie gaat, vinden we het werkelijk belangrijke verschil op de laagste niveaus. Op de werkvloer, zoals dat heet, en in het dagelijks leven: in het algemeen gedraagt de Nederlandse politie zich correct, worden wij bij de woningcorporatie niet gechanteerd en hoeven wij aan het gemeenteloket, bij de rechter en bij de dokter geen envelopjes over tafel te schuiven. In Nederland heerst een grote mate van rechtszekerheid, die voornamelijk rust op een draagvlak van welvaart en onderling vertrouwen. Dat is een enorm groot goed, en we willen het graag zo houden.

Wat levert aanvaarding of afwijzing óns op?

Er is veel dat we als Nederlanders graag willen behouden. Alle wantoestanden, al onze onvrede en alle onderling gekrakeel ten spijt is Nederland vergeleken met de rest van de wereld nog altijd een stinkend rijk, uitstekend georganiseerd, rechtszeker, comfortabel en supergelukkig land. Als wij ergens jaloers van dromen, is het van beter weer. Daarom is het goed om nog eens kritisch te kijken naar wat het associatieverdrag met Oekraïne  voor ons land kan betekenen. Wat aanvaarding of afwijzing ervan óns oplevert – niet Europa of Oekraïne of de rest van de wereld. En  wat het ons kost, welke verplichtingen eraan vastzitten, en of het in onze ogen moreel verantwoord is.

In één ding heeft de regering, die er tot nu toe wel heel weinig over gezegd heeft, gelijk. Het associatieverdrag is eerst en vooral een handelsverdrag met één hoofddoel: dat Europa – lees in dit verband: Nederland – er welvarender en sterker van wordt, het moet ons geld en werkgelegenheid opleveren. Daar lijkt weinig op tegen, tegen geld en werkgelegenheid zegt terecht geen Hollander nee. Er wordt wel gezegd dat het verdrag alleen de belangen van grote multinationals dient, maar dat is dit keer niet meer of minder het geval dan met elk ander verdrag om handelsbarrières weg te nemen. Vergis je bovendien niet in het aantal middelgrote en kleine bedrijven tussen Zutphen en Zevenaar dat juist heel goed garen kan spinnen bij het innovatief uitbouwen van een economie die nog maar in de kinderschoenen staat. Op dat gebied hebben die grote multinationale molochs juist weinig te bieden, die zoeken vooral goedkope arbeid en gemakkelijke afzet voor hun producten.

De kale kikker en het lelijke corruptiebeest

Dat klinkt dus mooi, maar er zijn wel twee beren op de weg. De ene is het bekende feit dat je van een kikker geen veren kunt plukken, terwijl Oekraïne nog behoorlijk kaal is. De tweede beer is het lelijke corruptiebeest, in combinatie met de door schade en schande ingekankerde attitude van de meeste Oekraïners dat van de overheid niets goeds te verwachten valt.

‘De situatie lijkt een beetje op de toestand in de Westerse wereld aan het eind van de Tweede Wereldoorlog’

Het probleem van de kale kikker los je op met smeerolie. Een economie die niet draait produceert niets, vergaart daardoor geen geld en kan niets kopen en niet investeren. Dat is nu min of meer het geval in Oekraïne. Daar, in het grootste land op het Europese continent, met bijna drie keer zoveel inwoners als Nederland, gaat zoals Ewald Engelen uitlegde economisch niet meer om dan in ons eigen Noord-Holland.

Die situatie lijkt een beetje op de toestand in de Westerse wereld aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Amerika was door de enorme technologische innovatiegolf die  de oorlog had teweeggebracht uit de strijd gekomen met een ongekend grote en productieve industrie, maar er was bijna niemand meer over om al die producten aan te slijten. Alle belangrijke buitenlandse afzetmarkten van dat moment – dat wil zeggen de landen van Europa – lagen in 1945 op apegapen. Het uitgeputte Engeland likte hijgend zijn wonden. Duitsland was een rokende puinhoop en Oost-Europa raakte onder de Sovjetbezetting al snel als mogelijke afzetmarkt buiten beeld. De Franse economie lag op zijn gat, Italië verkeerde in chaos en Nederland was een verarmde, uitgewoonde en leeggestolen tent. Aan alles was behoefte, maar twee jaar na het einde van de oorlog was de situatie alleen maar slechter geworden: we konden niets betalen.

Marshallhulp

De oplossing kwam voor zestien landen van IJsland tot Turkije in de vorm van de Marshallhulp. Onder het motto ‘als er geen afzetmarkten zijn, moet je ze maken’ investeerde Amerika op grote schaal geld en goederen in de Europese landen die dat wensten, inclusief Duitsland, plus Turkije. De on-Hollands ogende PCC-cars die nog tot na 1990 bij de Haagse tram rondreden, kwamen bijvoorbeeld regelrecht uit Chicago en andere Amerikaanse steden. Dat was geen goeiigheid van onbaatzuchtige bevrijders, maar welbegrepen eigenbelang. Ook politiek, want in de nieuwe tweepolige wereldorde was een sterk en stabiel West-Europa voor Amerika van levensbelang. De Amerikanen gebruikten de Marshallhulp om die reden ook uitdrukkelijk om het streven naar een Europese gemeenschap te bevorderen.

En het hielp. De meeste West-Europese economieën – de Sovjetunie was niet uitgenodigd en in haar kielzog weigerden de landen van Oost-Europa de aangeboden Amerikaanse steun te aanvaarden – krabbelden dankzij de Marshallhulp en het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap verrassend snel weer op. In Duitsland ontstond zelfs een Wirtschaftswunder. Alleen Engeland, dat zich lang buiten het Europese eenwordingsproces hield,  bleef nog tot het eind van de twintigste eeuw technisch en economisch achter de rest  aanhinken. Terwijl de Fransman  bijvoorbeeld allang per TGV naar alle hoeken van zijn land zoefde, gingen telkens met veel aplomb aangekondigde Britse plannen voor een Advanced Passenger Train roemloos ten onder – die Fyra kwam er niet eens.

Wie betaalt, bepaalt

Natuurlijk correspondeert de Oekraïne van 2016 niet één op één met het Europa van 1947. Maar het principe is hetzelfde, en dat principe heeft ampel bewezen dat het werkt. Dat verklaart zowel de financiële steun die Oekraïne nu al krijgt als de extra steun in het kader van het associatieverdrag. Maar als dat steungeld in belangrijke mate aan de top wordt weggesluisd of in eigen zak gestoken, blijft het rendement gering. Want rijkaards graaien, maar armoedzaaiers snaaien wat er te snaaien valt om hun inkomen een beetje op te krikken. Armoe en rechtsonzekerheid, dat zijn de factoren die winkeliers met een weegschaalduim kweken, bijmengende boeren en dalvende dienders. Ofwel, in de woorden van de Amerikaanse president Harry Truman uit 1947 “Het zaad van totalitaire regimes gedijt op ellende en gebrek. Het verspreidt zich op en schiet wortel in de giftige grond van armoede en onmin. En het komt tot volle bloei als bij een volk de hoop op een beter leven is uitgedoofd.”

‘Het gaat erom dat de kleine corrupte ambtenaar zoetjesaan van een machthebber verandert in een loser’

Gierende corruptie is dus zowel economisch als maatschappelijk en politiek de dood in de pot, maar het betekent niet dat elke steun aan een door corruptie aangevreten land verkeerd is of weggegooid geld. Wie betaalt, bepaalt. Ook dat hebben de Amerikanen destijds op allerlei manieren bewezen. Nederland beëindigde bijvoorbeeld zijn koloniale oorlog in Indië mede vanwege Amerikaanse dreigementen de Marshallhulp stop te zetten. Bovendien, ook een klein aanvankelijk rendement rendeert. Mensen worden assertiever als ze zien dat de dingen beter kunnen, ook al is het maar een beetje. Zo ontstaat het begin van een een civil society, en dat zet weer druk op de overheid om zich te beteren. Het gaat erom dat de kleine corrupte ambtenaar zoetjesaan van een machthebber verandert in een loser.

Geduld is geboden

Het gaat alleen niet in een vloek en een zucht. Geduld is geboden, plus een koel hoofd en slim opereren. Ondertussen is dat kleine rendement wel wat op te krikken door niet zomaar zakken geld naar Kiev te smijten, maar steungeld waar het maar kan in concrete projecten en samenwerkingsverbanden te stoppen en waar mogelijk buiten de Oekraïense centrale overheid om te besteden. Dat is een opdracht waar onze mensen op Economische Zaken en andere ministeries zich maar het hoofd over moeten breken, daar betalen we ze voor. Want wat is het alternatief? Van afwijzing en tegenwerking is nog nooit een kennis en goederen exporterende economie beter geworden, in tegendeel. Dus als handelsnatie schieten we ons door een afwijzing van het verdrag altijd in de voet.

Toch kan zo’n afwijzing soms gerechtvaardigd zijn, want internationale samenwerking gaat bijna nooit alleen over geld, maar vrijwel altijd ook over morele en ethische kwesties als mensenrechten en rechtsstatelijkheid, en over vrede en veiligheid. Zo ook deze keer.

Veiligheid en defensie

Dat er expliciete passages over samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie in het verdrag met Oekraïne staan, heeft bij een aantal mensen boosheid en  wantrouwen opgewekt. Er woedt een oorlog in dat land, daar moeten we ons als klein landje niet mee bemoeien! Maar inmenging in die oorlog is niet wat het verdrag beoogt, en we worden er ook niet een oorlog mee ingerommeld. Van de Oekraïense kant bekeken, benadrukken die verdragsclausules vooral de wens van de overgrote meerderheid van de bevolking om zich op het westen te oriënteren en de grote buurman in het oosten op wat meer afstand te houden, iets waartoe het land als soevereine natie het volste recht heeft. Van Europese kant zijn ze een vorm van morele steun, een signaal dat we de Oekraïense wens om aansluiting te zoeken bij de Europese wereld serieus nemen. Waarom zou Nederland daar tegen zijn? Waarom zouden we Oekraïne het recht op zelfbeschikking misgunnen waar we zelf zo aan hechten?

Meer dan symbolische morele steun is het trouwens niet, laat staan dat er sprake zou zijn van zoiets gevaarlijks als een veiligheidsgarantie. Dat kan ook helemaal niet, als militaire organisatie slaat de Europese Unie nog geen deuk in een pakje boter. Daarvoor moet je bij de NAVO zijn, en daar is Oekraïne absoluut niet welkom.

Rusland

“Maar,” werpen sommigen tegen, “wat gaat dat verdrag wel niet betekenen voor onze relatie met Rusland! Onze handel met dat land is vele malen groter dan die met Oekraïne, en als de Russen boos worden, kan dat ons geld gaan kosten.” Dat is natuurlijk mogelijk, maar Rusland heeft geen reden om juist Nederland op de korrel te nemen en is economisch nauwelijks in een positie om de hele EU anders dwars te zitten dan door plaagstootjes en hinderlijke retoriek. Zolang de olie- en gasprijzen laag blijven, kunnen de Russen zich daarmee ook niet veel permitteren. Het enige risico zit hem in Russische willekeur. Pakt Poetin om zijn ongenoegen aan Europa te laten blijken toevallig de bloemenimport aan, dan heeft Nederland pech. Aan de andere kant maakt zo veel afhankelijkheid van één afnemer ons land chantabel – dat blijkt wel uit die vrees voor Russische represailles. Ook uit het oogpunt van risicospreiding op de lange termijn is dus het helpen ontwikkelen van de Oekraïense markt verstandig.

Het is overigens nogal inconsequent dat degenen die in Nederland het hardst roepen dat Rusland he-le-maal geen expansieve of agressieve politiek voert, dezelfden zijn die het nadrukkelijkst waarschuwen voor repercussies van de kant van de Russen. Dat kan niet allebei tegelijk waar zijn.

Partij voor de Dieren

Er is wel meer rond dit verdrag dat niet klopt. De verontwaardigde afwijzing van het verdrag door de Partij voor de Dieren bijvoorbeeld, die waarschuwt voor het ‘barbaars dierenleed van kolossale proporties’ dat in de Oekraïne heerst, waaraan we ons mede schuldig zouden maken als de importheffingen op Oekraïense landbouwproducten zouden wegvallen.

Dat dierenleed is er, daar niet van. Een goed voorbeeld zijn eieren uit legbatterijen. Sinds 1 januari 2012 zijn legbatterijen binnen de Europese Unie verboden. Maar wat wel mag, is legbatterij-eieren importeren van buiten de EU, bijvoorbeeld uit Oekraïne. En dat gebeurt dus ook op grote schaal. Als we consequent zouden zijn, zou er nog vandaag een importverbod worden uitgevaardigd, maar dat gebeurt niet. Het ‘kan niet’, roepen nationale en Europese politici en bestuurders in koor, want als wij de eieren uit batterijlanden als Oekraïne, India en de VS weigeren, kopen zij voor straf onze uiterst profijtelijke landbouwproducten niet meer.

Ethische gevoeligheden en bezwaren

De Europese en Nederlandse handel en industrie wil die goedkope batterij-eieren ook maar wat graag hebben, want de consument staat op goedkoop voedsel. Nu zijn er wel een paar landen, waaronder Nederland, waar maar weinig winkels nog duidelijk herkenbare legbatterij-eieren durven verkopen. Maar wel zitten er miljarden van die eieren verstopt in die schappen vol lekker voordelige koekjes en cakejes en duizend-en-één andere producten. Dat is treurig, want het verbod op legbatterijen ging er vooral om dat de legkippen een wat prettiger leven zouden leiden. Immers, je ziet en proeft echt geen verschil. Voor de kwaliteit van het ei maakt het in principe niet uit hoe een kip gehouden wordt.

‘Je zou dus verwachten dat de Partij voor de Dieren juist fel campagne voerde vóór het associatieverdrag’

Als de Partij voor de Dieren oprecht iets aan het hennenwelzijn in Oekraïne wilde verbeteren, zou ze dus uitrekenen wat de beste kansen biedt op het verdwijnen van legbatterijen daar. Maar dat doen Thieme en de haren niet. Ze wijzen het verdrag liever  categorisch af, terwijl het zonneklaar is dat er daardoor op zijn best niets verandert. Oekraïne houdt zijn huidige mooie exportmarkt voor legbatterij- eieren in Europa en de bestellingen uit Europa blijven binnenstromen. Aangezien ze het rond Kiev toch al niet zo breed hebben, zouden ze wel gek zijn om deze kip met de gouden eieren de nek om te draaien of extra kosten ten behoeve van de kip te maken. Hooguit wordt Oekraïne na door ons te zijn afgewezen alleen maar minder gevoelig voor onze ethische gevoeligheden en bezwaren.

Goedkoop sentiment en morele zelfbevrediging

Met het associatieverdrag verandert er mogelijk wel iets ten goede. In dat verdrag spreekt Oekraïne immers de bereidheid uit om haar wet- en regelgeving, óók op het terrein van milieu en dierenwelzijn, meer in overeenstemming te brengen met in de EU gebruikelijke standaarden. Al moeten we ons wat dat betreft niet rijk rekenen, dat gaat in elk geval wel de goede kant op. Sterker nog, wat pas echt effectief zou zijn tegen alle misstanden waar de PvdD zich zo om zegt te bekommeren, is Oekraïne zo snel mogelijk het volledig lidmaatschap van de EU aanbieden. Immers, zodra Oekraïne zou gaan toetreden, gelden alle Europese regels en verboden ook daar, en weg zijn de legbatterijen!

Je zou dus verwachten dat de Partij voor de Dieren juist fel campagne voerde vóór het associatieverdrag. Dat ze in plaats daarvan alleen maar de boodschap “jullie zijn slecht en we willen niet met jullie buitenspelen” propageert, bewijst dat het hun niet om dierenwelzijn gaat, maar om goedkoop sentiment en morele zelfbevrediging waar geen mens of dier wat aan heeft.

‘De kost gaat voor de baat uit’

Welbeschouwd komen alle argumenten waarom Nederland het associatieverdrag zou moeten afwijzen neer op drie dingen: angst dat het Nederland geld kost, angst dat de Russen boos op Nederland worden en angst om vuile handen te maken door zaken te doen met een corrupt land. Maar waren het niet juist de Nederlanders die rijk én invloedrijk werden door handel te drijven met de duvel en zijn ouwe moer? Waren het niet de Nederlanders die de uitdrukking ‘de kost gaat voor de baat uit’ bedachten en in de praktijk brachten? En was het niet een Nederlander die zei dat democratie niet voor bange mensen was?

Eerder in deze serie

GeenPeil-referendum is slechts een kans om ‘Lekker puh!’ te roepen naar de Hoge Heren

Oekraïne – Van de generatie van de oligarchen zijn geen wonderen te verwachten