Politiek

Hoe prins Bernhard nog flink kan gaan spoken

25-11-2013 18:00

Door Philip Dröge/Tone – Grappig hoe de geest van prins Bernhard zo nu en dan opstijgt uit de koninklijke grafkelder in Delft om in de paleizen van de huidige Oranjes te spoken. Vorige week gebeurde dat nog, toen de Rijksvoorlichtingsdienst aangaf dat het Koninklijk Huis toegeeft aan de druk van vooral joodse organisaties om de eigen kunstcollectie te laten onderzoeken. Uit dat onderzoek moet blijken of er roofkunst van de nazi’s in de collectie zit. Hadden de Oranjes die stap ook genomen – en hadden de joodse organisaties zo aangedrongen – als er nooit een Bernhard zur Lippe in Nederland had rondgelopen? Die kans lijkt erg klein.

Als er zich in de paleizen geroofde kunst bevindt, dan is het vrijwel zeker dat Bernhard bij de aankoop daarvan betrokken was. De Oranjes weten drommels goed dat Bernhard een aantal op zijn minst twijfelachtige transacties op zijn naam heeft staan in en net na de oorlog. En wat ook niet voor hem pleit is dat zijn halve (zaken)vriendenkring gretig in schilderijtjes handelde met hoge nazi’s.

Goudstikker

Mensen als Aloïs Miedl, de kunsthandelaar die leverde aan Hermann Göring en Adolf Hitler. Van Miedl is onder andere bekend dat hij schilderijen uit de collectie Goudstikker kocht voor een fractie van de prijs, om de werken door te verkopen aan nazi-kopstukken. Bernhard ging voor de oorlog vriendschappelijk en zakelijk om met Miedl en zijn zakenpartner Gerhard Fritze – door Bernhard als zijn mentor beschouwd. Dat contact houdt niet op als de Duitsers Nederland binnenvallen, na de oorlog wordt de draad weer gewoon opgepakt. Miedl woont dan inmiddels in Spanje, in een huis vol geroofde kunst. Om het verhaal compleet te maken: Miedl verkoopt na de oorlog schilderijen aan Andreas Hofer, een man die ook kunst aankoopt voor Hildebrand Gurlitt, in wiens voormalige woning recent tientallen stukken roofkunst zijn aangetroffen.

Er is geen direct bewijs dat Bernhard ooit aan de kunsthandeltjes van deze mensen heeft meegedaan. Velen hebben het gezocht (onder wie ondergetekende) en niemand heeft het gevonden. Het ging zoals zo vaak bij Bernhard: je kunt hem wel in de buurt van het lijk vinden, maar hij heeft bijna nooit een rokend pistool in zijn hand. Toch is het wel degelijk aannemelijk dat de prins aan het gerommel met schilderijen tijdens en vooral ook na de oorlog heeft meegedaan. De reden dat de Oranjes er helemaal niet gerust op kunnen zijn dat hun collectie ‘schoon’ is, heet prins Alfred zur Lippe.

Zaakwaarnemer

Alfred, een Hongaar, is een volle neef van Bernhard en fungeert tijdens de oorlog als een soort zaakwaarnemer voor de Nederlandse prins. Daarbij reisde hij dwars door bezet Europa, vergezeld door zijn joodse (!) assistent Leo Blumgrund. Dat we deze informatie weten, komt omdat Alfred op een bepaald moment in de problemen terechtkomt en de hulp van de Nederlandse ambassade inschakelt. Wie het hele verhaal wil lezen, moet in het Nationaal Archief dossier 2.05.49.697 maar eens opvragen.

Vlak na de oorlog zijn Zur Lippe en Blumgrund in opdracht  van Bernhard betrokken bij het vervoer van een schilderij van de Italiaanse meester Corregio. Dat moet van Villa Favorita in Castagnola nabij het Zwitserse Lugano naar Paleis Soestdijk. Villa Favorita is een buitenverblijf van de familie Von Thyssen Bornemisza de Kászon, een geslacht van Duitse industriëlen. Hans Thyssen is een bekende van Bernhard en net als zijn vader Heinrich en oom Fritz een fanatiek kunstverzamelaar. Hans Thyssen is boven­dien de zwager van prins Alfred zur Lippe.

(Onderaan dit artikel staat het officiële verzoek om het schilderij naar Nederland over te brengen)

De vraag waarom van Bernhard het schilderij van Lugano naar Soestdijk moet, is lastiger. Het schilderij is niet van de Oranjes. Een blik op het schilderijenbezit van de familie leert dat werken van de Italiaanse romanticus nooit een Nederlands paleis hebben gesierd. Kan het dan zijn dat Bernhard het schilderij volkomen te goeder trouw koopt om er zijn studeerkamer mee op te fleuren? Natuurlijk. Maar hoewel ze zeker niet arm zijn, groeit het geld de Oranjes vlak na de oorlog niet op de rug. Van zijn salaris van twee ton kan Bernhard onmogelijk een Corregio kopen, die zijn, óók in deze tijd, vele tienduizenden guldens waard. Het gebruik van de mysterieuze middle man prins Alfred doet vermoeden dat het om een ander soort transactie gaat.

Regeringsvliegtuig

De Corregio vertrekt eind 1947 naar Soesterberg, zo blijkt uit docu­menten van de gezant in Bern. Met het regeringsvliegtuig gaat het schilderij dat voorjaar naar Nederland. Bernhard is ook aan boord. Hij is met de rest van zijn gezin in Zwitserland voor een kort bezoek. Hier houdt voorlopig de geschiedenis rond het schilderij op. Althans, zover het informatie uit de Nederlandse archieven betreft. Waar de Corregio is gebleven na het vervoer naar Nederland is onduidelijk. Volgens prins Alfred zur Lippe – zo schrijft de Nederlandse gezant in een brief aan het ministerie – is het schilderij ontvangen door ‘Monsieur Roëll’ van het Rijksmuseum in Amsterdam. Alleen heeft dit museum nooit een Corregio gehad.

Waar is de Corregio wel? Wellicht in de Verenigde Staten. Op Sinterklaasavond 1951 schrijft Bernhard een briefje (dat ik vond in deEisenhower Presidential Library) aan zijn goede vriend, generaal Eisenhower, de latere president van de Verenigde Staten. ‘I have some rather large pictures here’, meldt Bernhard. Hij wil weten of deze ‘oude werken’ zijn vrijgesteld van invoerrechten in de VS.  Zo ja, dan wil hij ze graag met een ‘militair toestel’ naar Amerika sturen. De ont­vanger? Bernhards oorlogsvriend generaal Walter Bedell Smith. In 1951 is deze voormalige chef-staf van Eisenhower inmiddels bevorderd tot hoofd van de inlichtingenorganisatie CIA. Of een van de ‘rather large pictures’ de Corregio is, vermeldt het kattenbelletje niet.

De commissie die het koninklijk kunstbezit gaat onderzoeken, zou er dus goed aan doen om de ogen open te houden voor een Corregio. Wellicht hangt het nog ergens op een paleis.

 

documenbernhard

 

Het officiële document:

Gezantschap der Nederlanden
No 13691/1521/ve/l
Bern, den 27 November 1946

Ik heb de eer mij met de volgende aangelegenheid tot Uwe Excellentie te wenden.
De Hongaarse Prins Alfred von Lippe, wonende te Lugano, heeft zich gedurende de afgelopen maanden eenige malen tot dit gezantschap gewend met de verzoeken om bemiddeling te verkrijgen van reisfaciliteiten voor zichzelf en de Tsjech Leo Blumgrund. Genoemde Hongaar toonde mij bij een van zijn bezoeken een stuk, geteekend door Z.K.H. Prins Bernhard, waarin Hoogstdeszelfe verklaart dat Prins Alfred von Lippe zijn financieële en familiebelangen in Midden-Europa behartigt en verzoekt hem hulp en bijstand te verleenen. Hij toonde mij een dergelijke verklaring – eveneens ondertekend door Z.K.H. – gesteld ten name van den Heer Blumgrund, onder mededeeling dat dezen er een photocopie van in zijn bezit had.

Eenige tijd geleden deelde genoemde Hongaar ter kanselarij van dit Gezantschap mede, dat hij zich met den Heer Blumgrund zoo spoedig mogelijk naar Prins Bernhard te Soestdijk moest begeven. De Heer Blumgrund zou daartoe allereerst vanuit Tsjechoslowakije, waar hij zich bevond, naar Zwitserland moeten vliegen, doch kon niet tijdig een plaats in het vliegtuig krijgen. Genoemde Hongaar vroeg mij, Hr. M’s gezant in Praag te verzoeken in deze aangelegenheid zijn hulp te verleenen. Ik heb daarop op 9 November j.l. een telegram van den volgenden inhoud aan Hr. M.’s gezant te Praag gezonden: “letter 15x Tsjech Leo Blumgrund Bratislava die gaarne naar Zwitserland wil reizen zal zich tot u wenden met aanbeveling Prins Bernhard waarvan ik het origineel heb gezien = Rosenthal Nedgezant”

Den volgenden avond deelde Hr. M.’s gezant te Praag mij telefonisch mede, dat genoemde heer Blumgrund wegens een niet ernstige deviezensmokkelarij gearresteerd was in Tsjechoslowakije, waarop ik hem in overweging gaf zich rechtstreeks over deze aangelegenheid met het secretariaat van Prins Bernhard in verbinding te stellen. Op 25 November j.l. deelde Prins von Lippe ter kanselarij van dit Gezantschap over deze kwestie mede, dat de arrestatie in Tsjechoslowakije slechts had plaatsgevonden, omdat men op den Heer Blumgrund de boven aangeduide photocopie had aangetroffen en hem er van verdacht deze gestolen te hebben, welk bericht in tegenstrijd was met hetgeen de Heer Mertens mij telefonisch zeide.

Deze dagen deed Prins Alfred von Lippe mij het verzoek, binnenkort een zeer waardevol schilderij, bestemd voor Prins Bernhard, per diplomatieken koerier naar Nederland te willen verzenden.
Gaarne zou ik instructies van Uwe Excellentie ontvangen – kan het zijn spoedig – hoe ten aanzien van dit verzoek en eventueele verdere verzoeken welke mij in verband met de papieren waar van beide genoemde heeren voorzien zijn waarschijnlijk lijken, dient te worden gehandeld.

DE GEZANT

Getekend J. Bosch van Rosenthal

Geadresseerd aan:
Zijne Excellentie
den Heer Minister van Buitenlandsche Zaken te ’s-Gravenhage.

Dit artikel werd door Philip Dröge geschreven voor Tone. Met toestemming overgenomen.