Column

Het publieke debat heeft wel wat weg van Ajax – Feyenoord

06-04-2017 20:55

Wie universele wijsheden wil vinden, die vindt ze soms op rare plekken – misschien wel júist omdat ze universeel zijn. Afgelopen zondag, toen De Klassieker ongeveer een uur oud was, was zo’n moment. Het was Feyenoord-verdediger Bart Nieuwkoop die Justin Kluivert, spits van Ajax, in het strafschopgebied naar de grond leek te halen, maar scheidsrechter Björn Kuipers weigerde de fluit aan zijn mond te zetten. De Arena ontplofte van verontwaardiging, terwijl de Feyenoorders deden alsof hun neuzen bloedden. En het zou me niet verbazen als binnen de Ajax- danwel Feyenoord-gezinde huiskamers op dat moment precies dezelfde instinctieve reacties plaatsvonden.

De verklaring voor dit fenomeen is simpel: beide kampen lieten zich overduidelijk leiden door de warme gevoelens die zij voor hun club koesteren, en waren daarom tot op het bot verdeeld over de vraag of het een penalty was of niet. Dit, terwijl ze in feite evenveel zicht hadden op de situatie. Het deed me denken dat dezelfde situatie ook van toepassing is op het publieke debat, dat meer en meer lijkt te worden aangestuurd door groepsgevoelens, in plaats van door een oprechte uitwisseling van argumenten.

De zaak-homogeweld

Laten zien dat je erbij hoort: het was ook de gedachte achter de hand-in-handactie, als reactie op de brute aanval van een groepje jongens op een Arnhemse homopaar. In plaats van na te denken over hoe zulke geweldsincidenten nu eens werkelijk drastisch verminderd kunnen worden, buitelden de politici over elkaar heen om te laten zien dat ze het óók heus wel goed bedoelen. Sietske Bergsma vat de situatie treffend samen:

 

“Het hand-in-handinitiatief is in feite een slecht geëvolueerde ‘stille tocht’, zoals we die nog kennen uit de dagen van Meindert Tjoelker en Joes Kloppenburg, eind jaren negentig. Toen werd de saamhorigheid, de ‘dit nooit meer’-sentimentaliteit een toevluchtsoord voor mensen die helemaal niets durven te doen aan onrecht, onveilige gevoelens.”

 

Begrijp me niet verkeerd: deze actie is best een mooi gebaar, maar ook zeker niet meer dan dat: een gebaar. En kuddegedrag vormt een onmisbare factor achter het succes van zo’n actie.

De politieke mens als groepsdier

De mens als politiek groepsdier is zeker geen verzinsel mijnerzijds: sinds een aantal jaren is zij een prominent thema in de wetenschap. Lees bijvoorbeeld het boek The social citizen (2012) van de Amerikaanse politicologe Betsy Sinclair, die erachter kwam dat burgers hun politieke (stem)gedrag in significante mate laten afhangen van de wens om binnen een groep te passen. Dit geldt niet alleen maar voor PVV-achtige ‘tokkies’. Sterker nog: volgens Syp Wynia zijn juist hoger opgeleiden hier niet van uitgesloten:

 

“Hoger opgeleiden denken wel twee keer na. Niet om tot een beter inzicht of beter gefundeerde opvatting te komen. Nee: om te voorkomen een onwelgevallige opvatting te hebben.”

 

Dat ook hoger opgeleiden ten prooi vallen aan politiek kuddegedrag, doet sterk vermoeden dat het hier dus in beginsel geen kwestie van onkunde betreft. Neutrale toeschouwers zien immers vaak veel beter in wanneer de scheids nu wel of niet een penalty had moeten geven. Bovendien is het publieke discours er nu júist voor bedoeld om onwetendheid uit het veld te ruimen, via wederzijdse informatie-uitwisseling. Nee, de voornaamste reden is de onwil om überhaupt een enigszins neutrale houding in te nemen, en zodoende nog écht in gesprek te gaan. Het publieke debat draait grotendeels niet meer om meningsvorming, maar om zijnsuiting. We gedragen ons nog te veel als harde kern Ajax- of Feyenoordsupporter: ons politieke groepsgevoel belet ons veelal om nog enigszins de intentie te hebben om tot een zinvolle uitwisseling van argumenten te komen.

De zaak-Baudet

Ook de recente rel rond het kersverse Kamerlid Thierry Baudet laat goed zien hoe diep tribale instincten zitten ingebakken in onze meningsvorming. De man zat nog maar nauwelijks op het pluche of er diende zich opeens een opinie-offensief van jewelste aan, met als doel de FvD-voorman neer te zetten als een verkrachtingsverheerlijkende fascist. De stukken voegden ten opzichte van elkaar nauwelijks wat toe, wat duidelijk blijk geeft van ordinair kuddegedrag. Een tegenreactie kwam er ook. Zo schreef Oliver Kerkdijk een kostelijk artikel over de “wildgroei van egoprutsschrijverij door ‘columnisten’, progressieve typistes en ander loslopend fatsoensvolk”, allemaal leidend aan een “almaar groter gebrek aan reflectie, simpelweg omdat reflectie allereerst vooronderstelt dat er de tijd voor wordt genomen. En wie heeft er in de wereldwijde Twitteratuur nu nog tijd om de tijd te nemen?”

Ik denk dat Kerkdijk hier zeker een punt heeft: het gilde van ‘opiniemakers’ haalde bijvoorbeeld gretig een rel uit 2014 aan om te bewijzen dat Baudet verkrachting zou toejuichen, terwijl die laatste in de tussentijd al vele malen duidelijk heeft proberen te maken dat hij dat geenszins beoogt. Het ten koste van feiten kunnen laten zien dat je nog steeds ‘deugt’ lijkt dan ook een grote rol te hebben gespeeld in de anti-Baudethetze.

Maar ironisch genoeg werd Kerkdijks stuk meteen gretig gedeeld door het rechtse Twitter-kamp, dat zich blijkbaar niets aantrok van zijn roep om eens een keer de tijd te nemen voordat je iets zegt. Bottom line: ons politieke groepsinstinct is niet iets ‘links’ of ‘rechts’, of iets van enkel hoog- of laagopgeleiden. Het is bovenal menselijk. Ik maak me er zelf ook, misschien wel dagelijks, aan schuldig. Bijvoorbeeld wanneer ik met een bepaalde club vrienden gehakt maak van het op groepsgevoelens geënde fenomeen van ‘identity politics’, paradoxaal genoeg omdat ik merk dat het nu eenmaal gewoon lekker is om daar onder gelijkgestemden de draak mee te steken.

Postmodernisme & multiculturalisme

Hoe is het toch zo gekomen? We zijn allemaal het slachtoffer van onze tijdsgeest, die zich lijkt te kenmerken door een hergeboorte van het politieke kuddegedrag. En dit is hoogst opmerkelijk. Immers zijn oude, verzuilde identiteiten sinds de jaren ’70 goeddeels aan diggelen geslagen. De individualisering en secularisering hebben hun werk gedaan. Je zou dus zeggen dat dit de ideale voedingsbodem heeft gelegd voor een publieke sfeer waarin niet groepsgedrag maar logisch redeneren de klok slaat. Maar meerdere ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat dit vies tegenviel.

Het relativerende postmodernisme, als zogenaamd ‘intellectuele’ stroming, is nogal ver doorgedreven in haar hardnekkige ontkenning van een (al dan niet kenbare) Waarheid. Daarmee heeft het de intentie tot waarheidsvinding, en dus tot een constructieve uitwisseling van visies op de waarheid, verminderd. Hierdoor is er meer ruimte ontstaan voor een clash tussen groepsgevoelens in plaats van tussen argumenten. Tevens heeft het postmoderne (want waardenblinde) project van het multiculturalisme ervoor gezorgd dat binnen een halve eeuw relatief homogene samenlevingen zijn veranderd in een meer door segregatie gekenmerkte maatschappij, met vele spanningen tussen groepen tot gevolg. Het politieke ‘zijn’ wordt daardoor (ik zou zeggen: helaas) vaak verondersteld als berustend op tegenstellingen tussen mensen met een verschillende afkomst, wat soms ook zo wordt gevoeld door mensen die behoren tot deze groepen. Zie bijvoorbeeld het recente succes van DENK en de PVV of, voor een gedetailleerder beeld, het stemgedrag binnen een stad als Amsterdam: DENK is de grootste in West, terwijl Artikel 1 glorieert in de Bijlmer en de PVV wint in delen van Noord. De hoofdstad lijkt, afgaande op de uitslagenkaart, wel een lappendeken van verschillende stammen, die – ironisch genoeg – de ‘niets-aan-de-hand’-partijen D66 en GroenLinks, die dominant zijn in het centrum van de stad, hebben omsingeld.

Globalisering

Er zijn nog meer groeiende tegenstellingen op basis van gevoel. De politicoloog Hanspeter Kriesi signaleerde tien jaar geleden al dat er een opkomende strijd gaande is tussen de ‘winners’ en ‘losers’ van de globalisering. Want: wie gemakkelijk naar internationaal gelegen plekken reist en een divers netwerk aan buitenlandse vrienden heeft ontwikkeld, die is vanzelfsprekend positiever over deze ontwikkelingen dan de werkloze vrachtwagenchauffeur die is weggeconcurreerd door een goedkopere arbeidskracht uit Oost-Europa en zijn buurt in rap tempo heeft zien veranderen. Sid Lukkassen vat de bijkomende verschuiving van het politieke speelveld treffend samen:

 

“Waar het in de twintigste eeuw ging om sociaal-democratie versus een democratie van de vrije markt, speelt de politieke strijd zich vandaag af tussen het soevereine nationalisme van de gewortelde patriot, en het kosmopolitisme van wereldburgers en multinationals.”

 

Ik heb op bijeenkomsten van het kosmopolitische D66 en het meer nationalistische Forum voor Democratie met eigen ogen mogen aanschouwen dat deze (inter)nationalistische oriëntaties fungeren als sociaal bindmiddel, juist omdat zij gevoelens van loyaliteit uitdrukken.

Ook de techniek helpt niet echt mee: de recente versplintering van het medialandschap, de opkomst van social media en de daaruit voorgekomen ‘filterbubbels’ hebben absoluut geleid tot een toegenomen politieke stammenstrijd. Immers volgen, retweeten en liken wij met name de mensen en berichten waarmee we het toch al eens waren – en wie vooral berichten te zien krijgt vanuit een gelijkgestemde stam, die zal zich verder binden aan zijn ‘eigen’ groep. De communicatiewetenschap telt meerdere studies die aantonen dat blootstelling aan partijdige berichten leidt tot een verdere partijdigheid, en dus tot nietsontziende polarisatie tussen groepen. En ziedaar: het tijdperk waarin ‘fake news’ en ‘alternative facts’ welig kunnen tieren, en waarin Twitter dagelijks dienst doet als strijdtoneel waarop diverse stammenstrijden worden uitgevochten tussen ‘populisten’, ‘wegkijkers’, ‘social justice warriors’ en ‘alt-right’ers’. Waar internet in potentie dé toegangspoort had kunnen zijn tot een ‘free marketplace of ideas’, daar laat zij zich in de praktijk juist vooral lenen als ‘echo chambers’ waarin wij onszelf dagelijks bevestigd zien in het eigen gelijk.

Partijpolitieke bril

Het vervelende is bovendien: hoe dichter bij de werkelijke macht, des te gewichtiger het tribalisme haar intrede doet. Want niet alleen leven we in een land waarin politici voor behoud van hun baan verantwoording moeten afleggen aan elkaar – een heikel punt dat ik al vaak heb gemaakt -, maar los daarvan leidt partijpolitiek onder politici er vaak toe dat zij ook daadwerkelijk gaan gelóven dat hun partij altijd ‘het beste’ bepleit. De politicologen Brian Shaffner en Cameron Roche maakten recentelijk de resultaten van hun studie bekend, waaruit blijkt dat identificatie met een bepaald politiek ‘kamp’ het lastiger maakt om onwelgevallige feiten te accepteren. Met andere woorden: een partijpolitieke bril leidt tot een grotere aanleg voor cognitieve dissonantie.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik deze verleiding zelf, in mijn bestuurstijd bij de Jonge Democraten, niet altijd heb kunnen weerstaan. Zo schreef ik zelf af en toe een stukje waar ik me inmiddels diep voor schaam. Maar stel je dan eens voor hoe erg de echte partijtijgers, die zich vanuit de jongerenafdelingen, gemeenteraden en medewerkersfuncties gestaag hebben opgewerkt, er aan toe zijn. Helaas wil het schrijnende geval dat de nieuwe Tweede Kamer meer van dit soort partijtijgers kent dan ooit.

Let wel: het is meer dan begrijpelijk dat we graag erbij willen horen, en op zichzelf is dit ook niet erg. Onze identiteit bestaat immers voor een groot deel “uit datgene in anderen waaraan je gelijk bent” (dixit Paul Teule in Vrijheid voor gevorderden, 2016). Je bent pas ‘iemand’ als je ergens bij hoort en door anderen erkent wordt. Want hoewel de mens waarde hecht aan een zekere mate van onafhankelijkheid, is zij biologisch gezien natuurlijk gewoon een groepsdier, dat derhalve enkel een zinvol bestaat kent bij de gratie van de kudde. Onze individuele identiteit is dus niet voor honderd procent analytisch te scheiden van ons collectieve ‘zijn’: deze twee ontologische staten verkeren in een voortdurende dialoog die draait om wederzijdse erkenning én onderscheiding. Dat continue spanningsveld maakt het (samen)leven juist leuk. Ik zou er dan ook niet voor willen pleiten om onze groepsgevoelens geforceerd de kop in te drukken, voor zover dat zelfs al zou kunnen (ik denk het niet).

‘Feiten’ als basis voor democratisch debat

Waar ik me wel hard voor wil maken: dat we simpelweg wat beter ons best doen om ons ‘zijn’ te ontstijgen, en weer durven te denken. Hier is namelijk wel wat inspanning voor nodig. René Descartes had het dan wel over ‘‘cogito ergo sum’’, maar hij stelde ‘denken’ en ‘zijn’ geenszins gelijk: iemand die ‘denkt’ omschreef hij niet voor niets als “id est dubitans” – iemand die twijfelt. En wie (onbewust) tribale instincten meeneemt in haar ‘meningsvorming’, die is niet bezig geweest met oprechte twijfel, maar juist met het gemakzuchtig weggummen van alle twijfel. Wat ons als mensen zou moeten onderscheiden van dieren, is een ongehoord potentieel aan creativiteit en reflexiviteit. Het is jammer als we dat onbenut laten.

De waarde van onze democratie hangt namelijk in sterke mate af van de mate waarin de wil van het volk ook daadwerkelijk een geïnformeerde wil is. Daar valt tegenin te brengen (zoals bijvoorbeeld Tom van der Meer doet in Niet de kiezer is gek, 2017) dat democratie niet zozeer steunt op feiten, maar op een clash tussen waarden. Echter: probeer voor uzelf maar eens een waarde te benoemen die niet gestoeld is op enige feiten – een onmogelijke zaak. Dit geldt zelfs voor issues die wij, met een overdaad aan voorzichtigheid, aanduiden als ‘ethische kwesties’. Mensen die tegen abortus zijn, die zijn dat bijvoorbeeld vaak vanuit de overtuiging dat er a) een God bestaat met b) een Bijbels alleenrecht op beslissingen over leven en dood. Of, minder religieus geladen: er kan discussie ontstaan over het aantal weken waarna we een embryo al een min of meer volgroeid ‘leven’ kunnen noemen.

Kortom: zonder feitelijke basis is een waarde in feite waardeloos. En de publieke sfeer zou nu juist dé plek moeten zijn waar verschillen in feitelijk inzicht worden gedeeld, zodat alle argumenten een eerlijke kans krijgen en we wellicht eens nader tot elkaar komen. We mogen wel eens wat minder op de man letten, en wat meer op de bal.

https://youtu.be/PTNIWc24wHU