Column

Een pleidooi voor vingerwapperen en tegen dictatorknuffelen

01-04-2015 12:46

Wat doe je met een buurman waarvan je weet dat hij zijn vrouw verbiedt het huis te verlaten – zonder haar te slaan, maar tegen haar zin? Liever zo min mogelijk, zou je zeggen, maar laat je hem met rust, of kom je op voor zijn vrouw, en ga je over tot actie? En zo ja, wat voor actie? Hoe ver ga je? En wat doe je als hij haar ook slaat? Of de kinderen mishandelt? Of vind je het eigenlijk allemaal sowieso wel best, zolang je zelf maar geen last van de man hebt, en pas je ervoor de buurman lastig te vallen met een wapperend vingertje of het wetboek van strafrecht – zelfs als je daarmee een concrete mogelijkheid laat lopen om het leven van zijn vrouw en kinderen een stuk aangenamer te maken? En stel dat het gedrag van je buurman echt niet door de beugel kan, maar de man heeft toevallig goede connecties in het dorp, is het dan legitiem een oogje toe te knijpen omdat dat je eigen belangen dient?

Vingerwapperen als instrument

Natuurlijk, een morele overweging is geen simpele optelsom. Consequenties van je (in)actie tellen ook mee. Wapperen met een vingertje heeft weinig zin als het problemen verergert of niet tot verbetering leidt, en het is wellicht verdedigbaar om terughoudender te zijn naarmate de risico’s groter zijn dat je jezelf met een wapperend vingertje schade berokkent. Vingerwapperen is een instrument, en dient bij voorkeur een concreet en realistisch doel te dienen dat wat verder reikt dan ‘het gevoel hebben dat je er in ieder geval iets aan hebt proberen te doen’.

De prijs die je eventueel voor de principes betaalt mag ook beslist onderdeel zijn van de afweging die aan het wapperen voorafgaat: moet je have en goed op het spel zetten voor wat principes? Soms wel. Soms niet. Vaak is de keus een tikkeltje minder drastisch, en kun je misschien met een redelijke inspanning, zonder al te veel negatieve gevolgen, best wat bereiken. Zeker als je met meerderen samenwerkt en van tevoren goed over de dingen nadenkt.

Onwelriekende regimes

Wat voor machtsmisbruikende buurmannen geldt, geldt mutatis mutandis ook voor onwelriekende regimes in buurlanden: hoe ver laat je dictators gaan voordat je druk gaat uitoefenen? Hoe onwelriekend mag een regime zijn voordat je besluit dat je er uit principe niet samen mee wenst te werken, ook al kost dat geld of macht? Goed internationaal beleid vraagt – de betrekkingen met een paar bevriende democratische buurlandjes uitgezonderd – om het voortdurend maken van dit soort morele afwegingen. Dat je in al die afwegingen zo realistisch mogelijk moet zijn, is de open deur van de eeuw.

Het probleem van de door Halbe Zijlstra geformuleerde visie op realistisch buitenlandbeleid ligt dan ook niet in het feit dat hij vindt dat je repressieve stabiliteit moet prefereren boven een mislukte democratische revolutie, of dat je soms zaken moet doen met dictators die het met de mensenrechten niet zo nauw nemen. Het probleem van de visie van Zijlstra is dat – als het aan hem ligt – buitenlandbeleid begint en eindigt met eigenbelang.

Zijlstra onderscheidt, grofweg, drie typen regimes – je zou ze kunnen parafraseren als ‘gevaarlijke schurken’, ‘vervelende schurken’, en ‘nuttige schurken’. Het klinkt allemaal reuze realo, natuurlijk, maar het punt is dat je voor Zijlstra blijkbaar pas een schurk bent als je met Nederland te maken hebt. Zo niet, dan ben je niet relevant, en ga je je gang maar. Dat is affreus: het is alsof je tegen die buurman die dagelijks zijn vrouw aftuigt zegt: ‘dat is wellicht niet zo mooi, meneer Pieters, maar ik heb u niet direct nodig, dus ik kom u niet lastigvallen met mijn morele gezwam.’

De morele prijs voor een beetje extra welvaart

Drie punten. Het eerste punt is dat er genoeg situaties te bedenken zijn waarbij de Nederlandse regering op grond van de mensenrechten druk kan uitoefenen op regimes die kan leiden tot verbetering zonder dat onze staatsveiligheid of welvaart serieus in het geding zijn. Wil de VVD in dat soort gevallen zwijgen, omdat je nou eenmaal niet moet vingerwapperen want dat is stom?

Het tweede punt is dat ‘realisme’ niet hoeft te betekenen dat er geen grenzen zijn aan wat je accepteert: wat wil de VVD toestaan als het gaat om Turkije, Egypte, Saudi-Arabië en China, om maar een paar ‘nuttige schurken’ te noemen? Wat is de morele prijs die je wil betalen voor een klein beetje extra BNP, en het gevoel internationaal een beetje bij de cool guys te horen? Zijlstra doet of die afweging verdwijnt als je ‘realistisch’ bent. Dat is niet zo.

Doordacht en ethisch verantwoord handelen

Tot slot zit er een rare inconsistentie in de gedachtegang van Zijlstra: ‘realisme’ betekent immers ook dat je moet kijken voorbij de houdbaarheidsdatum van een onfris regime, en dat je je moet realiseren dat het niet onopgemerkt blijft als je slechts opereert uit plat eigenbelang, en op grond van selectief beleden principes – de moderne geschiedenis van het Midden-Oosten en het westerse optreden in postkoloniaal Afrika zijn daarvan een goede illustratie.

Doordacht en ethisch verantwoord handelen is uiteindelijk misschien wel de meest duurzame vorm van eigenbelang – hoe de geschiedenis lopen zal, is onbekend, maar dat je bij (onverwachte) ontwikkelingen geloofwaardiger bent als je altijd consequent uit principes handelde in plaats van uit bot eigenbelang, staat buiten kijf. Opvallend dat men bij de VVD dat punt gemist lijkt te hebben. Misschien zouden ze eens een historicus tot partijleider moeten kiezen. Oh, wacht…