De geest is uit de fles in Amerika. Inwoners uit zeven moslimlanden worden door een decreet van president Donald Trump gezien als mogelijke staatsgevaarlijk.
Anderhalve eeuw geleden had Amerika nog een geheel andere vijand. Er kwamen tussen 1848 en 1860 maar liefst 3,5 miljoen immigranten uit Europa naar het land van melk en honing. Deze veelal arme katholieke immigranten zorgden voor veel onrust onder de bewoners van de Verenigde Staten. Er bestond daardoor een geheel nieuwe sentiment: Het antikatholicisme. Er verschenen honderden pamfletten en boeken over de drankzucht en losse moraal van de volgelingen van de paus. Kerken en kloosters werden aangevallen en in de brand gestoken vanwege de on-Amerikaanse invloed die de katholieke kerk had op haar volgelingen.
Het anti-papisme werd zelfs binnen de kortste keren een politieke beweging. Onder de naam ‘The American Party’ deed men mee aan de verkiezingen en verpulverde men de twee bestaande partijen. In het Huis van Afgevaardigden behaalde men uit het niets 52 zetels. De tijd was rijp voor drastische maatregelen. Men liet er ook geen gras over groeien. Het katholicisme werd verbannen uit het openbare onderwijs. Het Amerikaanse burgerschap voor katholieken werd getraineerd. Latijnse inscripties werden verwijderd en er kwamen grote onderzoeken naar het reilen en zeilen van katholieke instituties. Onder de aanklacht van on-Amerikaans werd het leven van katholieken onmogelijk gemaakt.
De enorme dadendrang van deze nieuwe beweging was tegelijkertijd zijn ondergang. De nieuwe bestuurders liepen zich binnen de kortste keren vast in de chaos van hun nieuwe regels en onderling gekrakeel. De dadendrang was zo amateuristisch, onuitvoerbaar en kostbaar dat de kiezer het snel voor gezien hield. De hele beweging heeft nog geen tien jaar bestaan.
