Opinie

Jonkvrouw Ollongren beweert dat Artikel 1 van grondwet op groepen slaat

12-02-2018 15:34

Bij haar bezoek aan minister-president Mark Rutte tijdens de start van het kabinet, was opmerkelijk hoe ontspannen Kajsa Ollongren minister van Binnenlandse Zaken zich liet welgevallen, dat premier Rutte haar de stoel aanschoof. Blijkbaar was ze het gewend: ze had niet de neiging om krampachtig mee te gaan helpen. Ze keek voor zich uit, erop vertrouwend dat premier Rutte zijn taak naar behoren zou volbrengen. Haar vertrouwen op dienend personeel had adellijke allure. Ik weet niet of voor het leren van zulke etiquette ook cursussen bestaan. Ik dacht van wel. Hoe dan ook, Ollongren mag zich jonkvrouw noemen, sinds haar vader in 2002 bij de Nederlandse adel is ingelijfd.

In de Ien Dales-lezing van 2018, noemt Ollongren haar adellijke titel trouwens niet. Wel benadrukt ze haar goede afkomst door erop te wijzen dat haar over-, overgrootmoeder gouvernante was van de laatste tsaar Nicolaas II, en dat haar overgrootvader diens speelkamaraatje was. Haar opa is tijdens de Russische revolutie naar Nederlands-Indië gevlucht, daar getrouwd, en vervolgens in Nederland terechtgekomen.

Feodaal multiculturalisme

Ollongren gebruikt haar multiculturele wortels – Zweeds, Fins, Russisch, Indisch, Nederlands – als voorbeeld om te illustreren dat een multiculturele identiteit voor vrijheid staat. “Die gelaagdheid, die vrijheid, koester ik,” zegt ze. Ze roemt Nederland omdat hier die gelaagde vrijheid mag bestaan: “En gelukkig kán dat ook in Nederland. Iedereen mag zichzelf zijn.” Wat Ollongren hierbij over het hoofd ziet, is dat haar persoonlijk beleefde multiculturaliteit een feodale achtergrond heeft. In de Middeleeuwen was het heel normaal dat de adel via strategische huwelijken over heel Europa hun invloed deden gelden Niet voor niets is de titel “Prins van Oranje” afkomstig van een vazalstaat in Zuid Frankrijk (Orange) dat via overerving bij Willem de Zwijger terecht gekomen.

Het multiculturalisme waarop Ollongren zich beroept, en de vrijheid die daarmee samenhangt, is dus van elitaire aard. De tegenhanger van deze elitaire vrijheid, is het lijfeigenschap dat net zo goed onderdeel is van het feodale maatschappelijke systeem. Net als voor de lijfeigenen is multiculturele vrijheid ook niet weggelegd voor de meeste Nederlanders. De meesten beschikken niet over de luxe van een dubbele nationaliteit. Degenen die naar het buitenland verhuizen, en daar dermate goed aarden dat zij in het land van aankomst het staatsburgerschap verwerven, hebben een gerede kans dat ze daarbij het Nederlanderschap kwijtspelen. Voor hen dus niks: “iedereen mag zichzelf zijn.” Wel mogen immigranten uit bijvoorbeeld Marokko hun dubbele nationaliteit behouden. Maar, juist een dergelijk verschil in vrijheidsrechten, staat op gespannen voet met Artikel 1 van de grondwet, en dát blijkt nu juist het wetsartikel te zijn waaraan minister Ollongren bij uitstek is gehecht.

Karikatuur van Artikel 1

In haar verdediging van Artikel 1 tegenover politici als Pim Fortuyn, Geert Wilders en, last but not least, Thierry Baudet maakt Ollongren echter een karikatuur van Artikel 1. Via het woordje “oftewel” stelt ze de zin uit de grondwet: “allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld,” gelijk aan haar eigen formulering: “de ene groep is niet meer waard dan de andere; de ene categorie mensen verdiend niet een andere behandeling van de overheid dan de andere.” De zin uit de grondwet gaat echter over individuen, terwijl haar versie over groepen gaat. Dat maakt nogal verschil.

Stel je hebt een meisje van Nederlandse afkomst en een meisje van Marokkaanse afkomst, met beiden een Citoscore van 530. Uitgaande van verder gelijke omstandigheden, zouden beide meisjes dezelfde onderwijskansen moeten krijgen. De uitspraak van Ollongren over groepen, stelt echter dat groepen evenveel waard zijn, en vervolgens ook als groep gelijk behandeld moeten worden. Evenveel waard betekent in deze context ook even intelligent. Ollongren verzet zich namelijk uitdrukkelijk ertegen dat er tussen etnische groepen verschil in intelligentie zou zijn. In mijn voorbeeld heb ik intelligentie vertaald naar Citoscore. Dat kan omdat de Citoscore sterk correleert met intelligentie. Het gemiddeld IQ van kinderen met een Marokkaanse achtergrond ligt trouwens op 85 terwijl dat van kinderen met een Nederlandse achtergrond op 100 ligt (zie Dit is de dag van donderdag 8 februari).

Schending van Artikel 1

Ollongren’s focus op groepen kan zich naar beleid vertalen. Er kan bijvoorbeeld ernaar gestreefd worden 50% van de kinderen van zowel de Nederlandse als Marokkaanse te laten doorstromen naar havo/vwo. Net als intelligentiescores vallen Citoscores echter voor kinderen van Nederlandse afkomst gemiddeld hoger uit dan voor kinderen van Marokkaanse afkomst. Daardoor kan het gebeuren dat het Marokkaanse meisje wel tot de 50% best scorende Marokkaanse kinderen behoort, terwijl het Nederlandse meisje niet tot de 50% best scorende Nederlandse kinderen behoort. Het meisje van Marokkaanse afkomst wordt dus op basis van beleid naar brugklas havo/vwo verwezen, terwijl het meisje van Nederlandse afkomst naar het vmbo gestuurd wordt.

Gelijkheid in waardering en behandeling van groepen, leidt in dat geval tot discriminatie op individueel niveau, en Artikel 1 gaat over individuen. Daarom dat ik zeg: de manier waarop minister Ollongren Artikel 1 te verdedigt, leidt tot schending van Artikel 1.

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens