Achtergrond

SCP-rapport ‘De Sociale Staat van Nederland 2017’ is geen studie maar een gedragsinterventie

19-12-2017 14:39

Kijk ze tevreden zijn met het tevredenheidsonderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat vorige week werd gepresenteerd in ‘De Sociale Staat van Nederland 2017‘. NRC en Volkskrant –  Tom Jan Meeus en Bert Wagendorp – warmden zich aan het vuurtje van de ‘schitterende werkelijkheid’ (Wagendorp). Er werden mensen bedankt: Kim Putters, de directeur van het SCP, Mark Rutte (‘vakwerk geleverd’, aldus Meeus). Zie je nou wel, Nederland is ‘geen aards tranendal. Alleen in Noorwegen zijn ze maar nét ietsje gelukkiger dan wij hier – wacht maar tot de olie op is.’ Jesse Klaver op Facebook en alle andere usual suspects gingen er ook mee aan de haal. Hoezee.

In het kort: Het SCP schrijft dat Nederlanders ‘opmerkelijk optimistisch’ zijn over democratie en politiek en dat bijna iedereen, 85 procent, zichzelf gelukkig en welvarend noemt.

Ongeloofwaardig

Toegegeven, op links neemt men van nature genoegen met ‘gelukkig’ als je dat volgens de definitie van de overheid bent, maar serieus? Dit getal is ongeloofwaardig – door de vreemdsoortige jubelstemming eromheen al helemaal. Doorzichtig was ook de reflex om de resterende 15 procent van de bevolking verantwoordelijk te houden voor het zure geklaag (dat nu immers ‘bewezen irrationeel’ was). Dat is niet hoe cijfers werken. Tenzij je dus zoals deze onderzoekers de gangbare ‘dominant wellbeing approach‘ nastreeft: ‘a utilitarian search for social conditions that produce the greatest happiness for the greatest number‘. Je ziet het goed terug bij het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP): de hoeveelheid gelukkig mensen telt, niet hoe gelukkig ze zijn.

Wat zeggen de cijfers? Na het lezen van het rapport en andere publicaties van de redactieleden – en het geheel te vergelijken met voorgaande jaren (vanaf 2003), duikt vooral een beeld op van cijfers die een bijrol zijn gaan spelen in een opeenstapeling van tegenstrijdige boodschappen, de inzet van ‘injunctieve (aanmoedigende) normen’, ‘trotsboodschappen’, het framen van kritiek op overheidsbeleid en religie als boosheid (‘uit analyse van boze antwoorden blijkt..’) en verruwing. Over ‘de toon van het debat’ wordt gesproken als een vertekening van de werkelijkheid. Laat ik gelijk een voorbeeld geven:

 

 

 

 

 

 

Tien jaar terugkijkend zie ik dat (in 2007) de ‘bescherming van de vrijheid van meningsuiting’ bij mensen een ‘hogere prioriteit heeft gekregen (vanwege Theo van Gogh en Pim Fortuyn)’. Er staat: ’55 % procent plaatste haar in de top 5′.  Er wordt nergens in het rapport een voorbehoud van ‘kwetsen’ gemaakt. In het rapport uit 2009 was de steun iets minder (- 5 procent) maar ook toen niets over het voorbehoud van niet ‘kwetsen’. In het rapport van 2011 staat dat ‘de prioriteit van de vrijheid van meningsuiting beschermen’ nog altijd in de top 5 staat. In 2013 staat er helemaal niets in het rapport over vrijheid van meningsuiting. Dan in 2015:

“Bij de nationale trots stonden in 2008 de vrijheden nog bovenaan. Het ging toen vooral over de vrijheid van meningsuiting, en daar is in de jaren daarna wat meer twijfel over ontstaan met kritiek op het kwetsende gebruik van die vrijheid.”

D66 en Groenlinks voor minder vrijheid

Dit is gewoon niet waar. Er werd tot aan deze zin in 2015 nergens in ‘De Staat van Nederland (2007-2017)’  melding gemaakt van kritiek op het kwetsende gebruik van de vrijheid van meningsuiting. Het hierbij wél ineens betrokken COB-rapport (genoemd in het screenshot hierboven), vermeldt (op de kaft): ‘D66- en GroenLinks-stemmers het minst voor meer vrijheid van meningsuiting’. Heeft de twijfel over de vrijheid van meningsuiting daar misschien mee te maken? Dat politieke kleur je mate van steun bepaalt? In plaats daarvan koppelt het SCP met een kunstgreep de verminderde steun (bij links) voor deze vrijheid liever aan ‘de wijze waarop rechts van de vrijheid van meningsuiting gebruik maakt in het kader van het debat over immigratie.’ 

Zeggen dat er de ‘afgelopen tien jaar niets veranderde in de steun voor de opvatting dat de vrijheid van meningsuiting niet zover mag gaan dat mensen worden gekwetst in hun religieuze gevoelens’ is dus een frame van de oorspronkelijke vraag: of mensen het grondrecht belangrijk vinden ja of nee. Over de verschuiving van steun voor de vrijheid van meningsuiting naar rechts schrijft het COB-rapport nog veel explicieter:

 

 

 

 

‘Onderzoekers’ die vinden dat de PVV en andere rechtse partijen ‘steun voor vrijheid van meningsuiting’ framen om over immigratie en integratie te kunnen spreken zijn wetenschappelijk af. Maar deze openlijke afkeer van rechts verklaart ook gelijk waarom er over de hele linie – in al die rapporten – een overtuiging en rechtvaardiging lijkt te bestaan om ‘op menselijk gedrag via emoties te kunnen inspelen’.

De ideologische stuwkracht achter dit rapport is een overheid die vindt dat mensen een ‘duwtje in de rug’ moeten krijgen om wenselijk gedrag te vertonen: op gevestigde, liefst linkse partijen stemmen.

Dubieuze rol redactielid

In dit kader bezie ik ook de dubieuze rol van redactielid van het SCP-rapport, Annemarie Wennekers. Wennekers is deskundig op het gebied van ‘onbewuste invloeden op gedrag’. Zij promoveerde in Nijmegen op ‘onbewuste vooroordelen‘ en schreef o.a. het hoofdstuk ‘Onbewuste invloeden op gedrag’ in de studie uit 2015 (!) ‘Gedragsverandering via campagnes 2.0‘ in opdracht van de Universiteit van Amsterdam en de Rijksoverheid (Dienst Publiek en Communicatie).

Als een van de drie redactieleden van het SCP-rapport 2017 schreef zij slechts een kleine bijdrage over ‘vrije tijd’ (mediagebruik) vanuit eigen onderzoek. Als redactielid rijkt je bemoeienis echter verder. Een loodgieter schakel je ook niet in om de gevel van je huis in de grondverf te zetten, dus heeft zij een stem gehad in de presentatie van het onderzoek.

‘Wij/zij denken leidde tot de Tweede Oorlog’

Wennekers weet hoe je mensen een ‘duwtje in de goede richting kunt geven’ met tal van impliciete communicatiestrategieën (primes, cues, nudging, modeling, herhaling), blijkt uit haar proefschrift en het lijvige Rijksoverheid/UvA rapport. Wennekers is tegen ‘hokjesdenken’, zegt ze. ‘Wij/zij denken leidde tot de Tweede Wereldoorlog’. Om dit te voorkomen is een communicatiestrategie (vanuit de overheid) nodig om gewenst (verbindend) gedrag zichtbaar te maken, is haar impliciete boodschap. Ze noemt voor de hand liggende interventies t.a.v.: gezond voedsel, roken, alcoholgebruik, veilig vrijen. Maar ook hoe je op mensen hun emoties kunt inspelen zodat ze hun organen willen doneren: ‘communicatie over orgaandonatie speelt vaak in op een vorm van schuldgevoel.’

Dit is onze overheid in 2017:

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar het gaat nog verder. In haar proefschrift stelt ze in het eerste hoofdstuk dat ‘Marokkanen de meest gestigmatiseerde etnische groep in Nederland zijn, die negatief geëvalueerd en geassocieerd worden met criminaliteit en agressie’. Ze worden ‘gestereotypeerd’, vindt Wennekers. Mensen met ‘veel vooroordelen’ tegen Marokkanen vermijden deze groep. Als je iemand bent die ergens anders gaat zitten in de trein als er een groepje Marokkanen zit, zegt Wennekers, kun je geholpen worden voor je ‘discriminerende gedrag’ door middel van ‘exposure treatment’.

“Via zo’n exposure training wordt mensen met een fobie aangeleerd om het door hun gevreesde object te benaderen. Herhaaldelijk benaderen zonder negatieve consequenties kan vervolgens leiden tot een vermindering van angst en vermijding. Vooral mensen met ‘hoge’ onbewuste vooroordelen schatten mensen uit andere etnische groepen in als gevaarlijk.”

Onbewust racistisch

Dit zie je nu vaker in de sociale wetenschappen. Hoe hoger volgens de onderzoekers het onbewuste (onwenselijke) gedrag hoe meer legitimatie er lijkt te ontstaan om mensen te sturen, corrigeren en terecht te wijzen. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling. Het eigen oordeel van mensen over tal van situaties (die je als burger niet kunt weerleggen, want: ‘onbewust’) wordt een zaak van de overheid die zegt: jij bent bang, of: jij hebt een fobie, omdat je onbewust racistisch/bevoordeeld bent.

De vraag is wat Wennekers deskundigheid op dit gebied aan het ‘De Staat van Nederland’-rapport bijdraagt. Belangrijker dan het meten en bestuderen van gedrag is voor haar immers het sturen en corrigeren ervan (door de overheid). Soms is dat inderdaad wenselijk. Als je in het kader van alcoholpreventie van mensen ‘de Bob’ wilt maken en ze groente en fruit wilt laten eten. Maar met orgaandonatie wordt het al een ethische vraag. Kun je, zoals Wennekers voorstelt, mensen via een opgewekt schuldgevoel organen laten doneren? Zo ja, hoe ver mag je daarin eigenlijk gaan?

Trotsboodschappen

Hoe ver mag je gaan in de presentatie van ‘De Staat van Nederland 2017’? Mag je mensen via ‘andere paletten aan emoties en associaties’ (aldus Wenneker in UvA-rapport) benaderen als het gaat over het achterhalen van wat ze belangrijk vinden en dat presenteren op een manier dat het meest gunstige – ‘gelukkige’ – gevoel bovenaan prijkt? Het is in ieder geval opvallend dat veel van die emoties en associaties die Wennekers kent, terug te vinden zijn in het SCP-rapport. Een belangrijke strategie is bijvoorbeeld het gebruik van woorden als ‘trots’ en ‘schaamte’, ter aanduiding van het gevoel van Nederlanders over hun land. In het Rijksoverheid/UvA-rapport:

“Trots is een emotie die mensen laat nadenken over zichzelf. Trotsboodschappen complimenteren mensen voor wat ze doen, of van plan zijn, en bevestigen mensen daardoor in het gewenste gedrag. Hierdoor krijgen zij ook meer vertrouwen in hun eigen kunnen en worden gemotiveerd dit gedrag in de toekomst te (blijven) vertonen. Om het gevoel van trots optimaal te communiceren, kan het gewenste gedrag en de goedkeuring hiervan worden getoond.”

Schaamte

‘Trots’ en ‘schaamte’ komen niet voor in het SCP-rapport uit 2003, 2005 en 2007. In 2009 staat één keer ‘trots’: dat ‘cultuur essentieel is bij het creëren van trots’. In 2011 opnieuw niets. In 2013: ‘Men is trots op de manier waarop we samenleven’. Maar geen aangehaald onderzoek erover. Idem in 2015. In 2017 prijkt het in de conclusie als het overheersende gevoel van Nederlanders. Er werd blijkens het rapport wel eerder onderzoek naar gedaan, maar pas nu werd gekozen om het hier te presenteren. Dat is opvallend.

En dat in combinatie met een tegenstrijdigheid. Er staat: 80 procent is trots, 36 procent schaamt zich nooit om een Nederlander te zijn. Hoe kan dit allebei waar zijn? Als 64 procent zich dus (wel eens) schaamt om Nederlander te zijn, hoe kom je dan nog aan die tachtig? De Nederlander is dus wel gelukkig/tevreden, maar ook een borderliner?

Misschien contra-intuïtief

Dan de tegenstrijdigheden in de cijfers en woordkeuzes ten aanzien van immigratie en internationale politiek. ‘Over immigranten is men nu iets positiever dan aan het begin van de jaren negentig. Vond in 1994 nog 49% van de Nederlanders dat er te veel mensen ‘van een andere nationaliteit’ in Nederland wonen, in 2017 is dat 31%. Nationaliteit? Zijn dat tijdelijke inwoners, expats, vluchtelingen? Zijn Marokkaanse Nederlanders nu immigranten in deze vraag of niet?

Strikt genomen zijn ze dat, maar ze zijn ook Nederlanders. De redactie voorvoelt al dat de cijfers zullen verbazen en zegt dat ‘dit misschien contra-intuïtief voelt, vooral omdat er in het publieke en politieke debat na 2002 veel meer aandacht is voor dit thema’. Dus de toegenomen aandacht voor immigratie, integratie en de problemen rondom islam, radicalisering, segregatie en de vluchtelingencrisis zijn een fictie bovenop een fictie?

Er zijn meer gemengde boodschappen, want hoe kan dit allebei waar zijn:

 

 

 

 

 

 

 

Als 71 procent vindt dat moslimmannen vrouwen overheersen, wie kruisen er dan aan dat de meeste moslims respect hebben voor de leefwijze van anderen? Of hoe is de onverenigbaarheid van islam en het Westen (45 procent) te koppelen aan dat respect voor leefwijze van anderen? Ook hier in het onderzoek wordt een bepaalde emotie, in dit geval ‘respect’ bovenaan geplaatst als de hoofdnorm. De uitzondering (onverenigbaarheid) komt daarna.

Zelfvertrouwen geframed als blind vertrouwen

En dan over zelfvertrouwen: ‘Bijna de helft van de Nederlanders vindt dat anderen in het algemeen wel te vertrouwen zijn. Ook al is het vertrouwen in de politiek weliswaar veranderlijk, het politiek cynisme nam de laatste 25 jaar niet toe. De tevredenheid met de democratie ligt in 2017 hoger dan in 1990.’ Over zelfvertrouwen in het SCP-rapport:

 

 

 

 

 

Geen referenda? Positieve houding tegenover migranten? Geen kritische houding? Hier worden persuatieve tactieken ingezet om blind vertrouwen te framen als zelfvertrouwen, als iets goeds. Zelfvertrouwen is in dit rapport vertrouwen in de overheid, geen zelfversterking tegenover de overheid. Zie het Rijksoverheid/UvA-rapport ‘Gedragsverandering via campagnes 2.0’ van Wennekers (2105):

 

 

 

 

 

Wennekers wijdt in ‘Gedragsverandering via campagnes 2.0’ een heel hoofdstuk aan het inspelen of voorkomen van weerstand bij gedragsverandering, waarbij inspelen op het ‘zelfvertrouwen’ een belangrijke aanbeveling is.

Wat heeft politiek zelfvertrouwen te maken met een positieve houding ten opzichte van immigranten? Ik kan een heel betoog schrijven over waarom dat waarschijnlijk precies andersom ligt. Waarom is er ‘trots’ op een land als schaamte voor je land er net zo goed ook speelt? Is dat een schaamte die de trots in toom moet houden? Dit zijn allemaal suggesties van wat er nou eigenlijk wél voor signaal wordt afgegeven, maar dat dit rapport niet gaat over ‘De Staat van Nederland’ in 2017 mag duidelijk zijn.