Opinie

‘Politici in Utrecht moeten hun werk doen en jihadisme benoemen’

03-09-2017 16:19

De Utrechtse Internet Courant (DUIC) plaatste afgelopen week het artikel Hoe moet Utrecht zich wapenen tegen een mogelijke terroristische aanval? Daarin werden verschillende betrokken partijen om hun mening gevraagd. De antwoorden van twee politici in het bijzonder waren hoogst bevreemdend. Die van Jony Ferket, de fractievoorzitter van D66 Utrecht, en die van Steven de Vries, de vicefractievoorzitter van GroenLinks Utrecht.

Betonblokken stoppen geen vrachtwagens

Mw. Ferket (D66) zegt: “Allereerst vindt D66 niet dat je met betonblokken terreur stopt. Dat is meer een schijnveiligheid (…).” Even verderop lanceert ze het motto: “Preventie in plaats van betonblokken.” Als Ferket had voorgesteld om preventie én betonblokken in te zetten was dat nog begrijpelijk geweest, maar preventie in plaats van betonblokken is het laten prevaleren van ideologie boven het beschermen van mensenlevens. Is Ferket vergeten dat alleen al in Nice 86 mensen de dood vonden dankzij een vrachtwagen die op hen inreed? Afdoende zware betonblokken hadden die vrachtwagen simpelweg tegengehouden, maar Ferket lijkt dat te betwijfelen. Gelooft zij niet in fysica?

De marxistische analyse – armoede en kansarmoede als vermeende oorzaak van terrorisme

Steven de Vries stelt dat we mensen kansen moeten bieden en moeten zorgen dat ze niets te verliezen hebben. Mensen (“en meestal zijn het mannen”) die kansen ontberen, zoeken volgens De Vries al snel “geluk in criminaliteit of hebben grote kans op radicaliseren.”

De Vries geeft aldus een achterhaalde, marxistische uitleg van de oorzaken van terrorisme. Als die klopt is het raar dat zo velen die “kansen ontberen en niets te verliezen hebben” zich niet tot terrorisme laten verleiden. Een slag in het gezicht van de miljoenen en miljoenen mensen ter wereld die in zware armoede leven en zich desondanks niet verlagen tot politiek geweld. Bekende tegenvoorbeeld zijn Osama Bin Laden, die uit één van de rijkste families uit Saoedi-Arabië kwam, en Che Guevara, die Kafka, Camus en Russell las en was opgeleid tot arts. Een ander tegenvoorbeeld is het feit dat ingenieurs, toch zeker geen kansarme beroepsgroep, zijn oververtegenwoordigd onder terroristen.

Een artikel in National Interest in 2010 vatte het als volgt samen: “(…) poverty, lack of development, and stagnant economies are not the drivers or “root causes” of terrorism.” Sterker nog, er valt zelfs een positieve correlatie te vinden tussen terrorisme en politiek geweld enerzijds en opleidingsniveau en inkomensniveau anderzijds (PDF).

We moeten hopen dat deze politici ooit verder zullen kijken dan de schijnoorzaken ‘mannelijkheid’ en ‘kansarmoede’. Bijvoorbeeld door te kijken naar de driehoeksverhouding tussen islam, salafisme en jihad – een van de werkelijke oorzaken van terrorisme.

Islam, salafisme en jihadisme

Zoals zo vaak bij besprekingen van terrorisme was hier de grote onbesproken olifant in de kamer de islam, en dan vooral de salafistische, jihad-broedende tak daarvan. Deze tak zorgt in Europa en daarbuiten voor verdeeldheid en zelf-isolatie en heeft een flinke rij aanslagen op zijn naam staan. Dat geen enkele  politicus (GL noch CDA noch D66 noch VVD) één van de drie begrippen islam, salafisme of jihad benoemt is zorgwekkend. Wie het probleem niet benoemt kan het namelijk ook niet oplossen.

Nog los daarvan is er het volgende. Ferket stelt dat het er vooral om gaat dat “(…) aan de voorkant wordt voorkomen dat mensen gaan radicaliseren.” Helaas ontbreekt het haar blijkbaar aan het besef dat we daar al decennia te laat mee zijn. Nu niet inzetten op symptoombestrijding, zoals het plaatsen van betonblokken, kan fatale gevolgen hebben. Alleen al in Utrecht is de situatie zorgwekkend.

De situatie in Utrecht

In februari 2015 hield de gemeente Utrecht 19 mogelijke jihadisten in de gaten. Al in maart 2016 waren dat er bijna anderhalf keer zoveel, namelijk 28, waaronder 10 minderjarigen.

Ook heeft Utrecht de twijfelachtige eer de salafistische AlFitrah-moskee op zijn grondgebied te hebben staan. Men gebruikt daar uit het fundamentalistische Saudi-Arabië afkomstig lesmateriaal, overigens onvertaald. Deze moskee is volgens de Tweede Kamer ‘een kweekvijver voor jihadisme.’ Men predikt onder andere dat mannen en vrouwen geen handen mogen schudden en dat de seksen gescheiden moeten worden. Studenten wordt ook geleerd om moslims die misdaden plegen niet aan te geven. Bepaald geen klimaat dat het voorkomen van aanslagen bevordert. Nota bene: Salah Abdeslam, een verdachte van de aanslagen in Parijs van november 2015, waarbij 129 doden en 350 gewonden vielen, kon in een soortgelijk klimaat 126 dagen in Molenbeek doorbrengen zonder voor verraad te hoeven vrezen. Een leerling: “De intolerantie die zij prediken is gevaarlijk voor de samenleving.”

De sfeer rond de Masjid Sayidina Ibrahim Moskee in Kanaleneiland valt ook onguur te noemen. Een cameraploeg die begin dit jaar opnames in die buurt maakte moest naar het politiebureau racen om het er heelhuids vanaf te brengen.

Daarnaast bevindt zich in Utrecht de Dawah-groep. Volgens hun website een ‘jonge dynamische organisatie.’ Begin 2016 nodigden zij de fundamentalistische islamgeleerde Haitham al-Haddad uit om te komen spreken. De heer Al-Haddad is van mening ‘dat afvalligen en vreemdgangers de doodstraf verdienen door middel van steniging. Daarnaast noemt hij joden varkens en het leger van de duivel.’ In maart 2017 werd de heer Al-Haddad overigens nogmaals uitgenodigd.

Voor de dames en heren politici die hun dossierkennis willen uitdiepen nog twee leestips. Ten eerste: Salaam! Een jaar onder orthodoxe moslims, waarin journalist Patrick Pouw verhaalt over zijn studiejaar bij een salafistische Utrechtse groepering. Ten tweede: Salafisme versus democratie van filosoof Dirk Verhofstadt. Hij behandelt de vraag hoe wij ons als samenleving kunnen weren tegen het anti-democratische salafisme.

Enquête

Onder het artikel staat een enquête waarin lezers uit 4 stellingen over de volgende vraag konden kiezen: “Moet Utrecht zich preventief wapenen tegen een mogelijke terroristische aanval?”

Gezien de voorgaande feiten is het verontrustend dat 25 procent (137 stemmers) koos voor: “Nee, het boezemt eerder angst in dan een veilig gevoel en werkt averechts.” (Wat deze averechtse werking zou moeten zijn is overigens een raadsel. Wellicht nóg gefrustreerdere jihadisten?)

Een realistischere 63 procent stemde op: “Ja, maar het moet de openbare ruimte niet verstoren (in de vorm van bankjes, verzinkbare palen)” (263 stemmers) of “Ja, er moeten op openbare plekken betonblokken worden geplaatst” (83 stemmers).

Zeven procent(37 personen) stemde op: “Nee, zolang het dreigingsniveau 4 blijft is dat niet nodig.” Dit roept, nog los van bovenstaande opsomming, de vraag op of deze stemmers weten wat niveau 4 inhoudt. Het is namelijk het één-na-hoogste niveau en betekent dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van mening is dat de kans op een aanslag reëel is.

Bescherm de open samenleving

Een open samenleving kan natuurlijk niet volledig worden dichtgetimmerd, maar het beveiligen van strategische locaties door middel van betonblokken of verzinkbare palen is allerminst onredelijk. Een reële kans op een aanslag zou redelijkerwijs tot reële maatregelen moeten leiden.