Camille Paglia – Oerfeministe en schrik der feministen: Sexual Personae (2)

27-07-2017 15:24

Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!

 

Camille Paglia is een controversiële feministe die graag tegen het zere been van social justice warriors schopt. Vandaag het tweede deel over haar meesterwerk Sexual Personae (Deel 1 vindt u hier). Volgens dit boek zijn vrouwen nauw verbonden met het ritme van het leven en de natuur: denk aan de zwangerschapsperiode en menstruatiecyclus. Mannen voelen zich daar van buitengesloten en moeten hun eigen ritmes scheppen. Dit verklaart de lineaire geschiedenisopvatting van de Abrahamistische religies: de geschiedenis is ergens naar op weg en loopt een keer af – het is een tijdsindeling die niet met natuur maar met cultuur samenhangt. Ziehier Paglia’s literatuuranalyse in een notendop.

Kijken is verkrachten

Om haar te kunnen volgen is één uitgangspunt noodzakelijk: Men love to watch and women love being watched. Mannen raken opgewonden van kijken – vrouwen van bekeken worden. Bijvoorbeeld wanneer twee vrouwen zoenen, omdat ze kicken op de opwinding van omringende toeschouwers.

Deze analogie past ze toe op de hele geschiedenis. Volgens haar zit er iets agressiefs-masculiens in het waarnemende visuele vermogen, in het onderscheiden van contouren en het afbakenen van lijnen. Het vrouwelijke is daarentegen poreus, sponzig en soft-vervagend. Zoals in de natuur uiteindelijk alles verslapt en vervaagt, terwijl het de mens is die contouren uitslijpt en inkervingen beitelt. Hiermee geeft een mens zichzelf geschiedenis en cultiveert zo een tijdsverstaan dat uitstijgt boven de natuurlijke moederscyclus van geboorte en dood.

Het concept ‘embowering’

Dit wil zeggen dat een mens opgroeit in een wereld die de sporen en inkervingen van zijn voorouders draagt en in die hoedanigheid overstijg hij de natuurcyclus van geboorte en dood. Maar er is ook een tussentoestand – hier brengt Paglia het concept “embowering” in. Dit baseert ze op gedichten over feeëntuinen tijdens midzomernacht. De poëten ontdekten het vermogen om zich via hun fantasie over te geven aan het ritme van moeder natuur, om zo in het reine te komen met hun eigen eindigheid bínnen die natuur. Embowering staat voor een honing-achtige grotto waar men zich overgeeft aan de zoete, in-slaap-sussende melodieën van moeder natuur.

De embowering is één manier om over de natuur te fantaseren; de tweede variant is juist gewelddadig, zoals Coleridge’s ‘Christabel’. Hij verplaatst zich in het vrouwelijke personage Christabel, die wordt ingenomen door de lesbische vampier Geraldine. Dit gedicht openbaart volgens Paglia niet de zoete en rustgevende, maar juist de onstuimige en duistere natuurkrachten.

Decadentie

We zien de tweestrijd waar de literatuurtraditie volgens Paglia mee worstelt: de hypnotische feeënmagie versus de kronkelende tentakels van de vampier, die oprijzen uit een peilloze diepte. Het draait om het inzichtsverschil tussen markies de Sade en Jean-Jacques Rousseau. De mens weet dat de natuur hem tot een sterfelijk wezen heeft gemaakt en moet daar iets mee. Dat levert ofwel een idyllisch beeld van de natuur op, ofwel juist een wreed beeld. In een propere en geordende maatschappij die probeert de natuur als harmonieus en vredig af te schilderen, nemen de chaotische en driftmatige kanten volgens Paglia altijd wraak. Volgens haar analyse breekt dan het stadium van decadentie aan.

Figuren als Spenser en Keats hebben embowering poëtisch onder woorden gebracht; Sartre heeft zich er volgens Paglia juist tegen verzet: “Sartre’s Nausea is the most passionate protest against the mother-ruled realm of the moist, a gluey ‘mucoid’.” (p.383)

De ‘embowering’-poëzie is op te vatten als mannelijke poging om tóch tot de kosmische moederschoot door te dringen. Dit verklaart ook de obsessies van romantische poëten als Goethe, Byron en Shelley met hun vrouwelijke kanten. Evenals hun fascinatie met androgynen, hermafrodieten en travestieten (dit zijn in ieder geval de aspecten binnen hun werk die Paglia als feministisch literatuurwetenschapper benadrukt).

‘Wijze passiviteit’

Embowering is voor de stadse mens steeds moeilijker bereikbaar en komt er op neer dat je je neervlijt in een kalm hoekje van de natuur: je verplaatst jezelf in het opbloeien en afsterven van alles – uiteindelijke lossen je zorgen op in het ritme van de natuur.

Deze staat van innerlijke rust heeft echter wel een passief-makende implicatie: vergeleken met de grootsheid van de natuur kan een individu geen enkele impact maken, en dus is Wordsworths “wijze passiviteit” de betere optie. Maar dit is wél een zelfingenomen en zelfgeabsorbeerde houding die haaks staat op de scheppende en energetische mannelijke wil: dat is juist een pad vol risico’s en confrontaties.

De weg van Rousseau leidt naar Sade

Hoe graag Paglia ook toont dat ze al deze poëten kent – inclusief hun privélevens met daarin zinspelingen op hoe ze seksueel jaloers waren op hun zusters – de essentie is toch Rousseau versus De Sade. “Humanism and liberalism are daytime masks” stelt Paglia (p.585): “Night releases our animal appetites […] Every road from Rousseau leads to Sade” (p.14).

Hiermee bedoelt ze dat Rousseau uitging van de goedheid van de natuur en de maakbaarheid van de mens. Deze naïeve visie negeert de inherent wrede kanten van zowel mens als natuur die zich hoe dan sadomasochistisch wreken op de naïviteit. Dit gaat terug op de oudste bacchanalen in de primitiefste natuurreligies. Primitieve rites zoals die van “the Mycenaean tholos, the subterranean beehive womb-tomb” (p.578).

Rousseau’s doorwerking op Wordsworth

We kunnen het embowered-zijn vergelijken met een ondiepe branding waar je je polsen begraaft in het zand. Zodat je het wassen van de warme golven voelt, maar toch ook kunt ademhalen. De zee trekt aan je lijf maar zelf blijf je onverplaatsbaar – het begrip ‘haast’ bestaat niet voor de embowered persoon, maar evenmin masculiniteit en viriliteit. Bij Wordsworth is de enige positief-masculiene figuur een primitieve wilde met een vuistbijl. Dit gaat terug op Rousseau en diens verheerlijking van het natuurlijke en het primordiale, dat aan de beschaving voorafgaat.

De opbrengst hiervan is dat een ‘embowered’ persoon zich niet laat gekmaken door allerlei vergeefse strevingen: Vanitas vanitatum. Precies hier stuit Paglia echter op een probleem. Immers, het feminiene is volgens haar bij uitstek permeabel, impressionable en permissive – het vrouwelijke is zéér ontvankelijk voor sociale indrukken en competitie. Dit is precies het element dat Wordsworths afkeer van het masculiene beschavingselement voedt: Paglia noemt hem “de eerste humorloze liberaal” en “auteur van een genre dat inclusief lijkt, maar dat niet is” (p.304).

Wordsworth als vroege social justice warrior

Paglia laat zien hoe masculiene mannen in Wordsworths werk voortdurend worden gemarteld, afgemat en in situaties geplaatst die hen dwingen tot vervrouwelijking. Of zelfs worden verkreupeld. Zelfs dieren worden daarentegen met veel liefde behandeld en omschreven. Wordsworth gaat uitvoerig en met tederheid in op hun zorgen, maar passeert met onverschilligheid het leed van zijn mannelijke personages, zoals soldaten en matrozen. Hier zien we hoe het anti-masculiene activisme werd geboren uit de idyllische natuurverafgoding van Rousseau.

De ultieme conclusie hiervan is Walt Whitman, die pastorale poëzie bedrijft maar zich openstelt om te worden ingenomen door moeder natuur: “His poetic style is sexual litany, long pulses of invocation readying the self for invasion by the world-mother who is the world-matter” (p.606). Tegelijk blijft hij te androgeen om zich werkelijk met een minnaar te verenigen: “His poetry is a substitute for intimacy and a record of the swerve from it” (p.607).

Slotsom

Nu de theorie, op zich waardevol en boeiend, behandeld is, blijft over de kwetsbaarheid van het boek. Dat betreft de overemphasis op de antieke Griekse mythologie, terwijl de Noordgermaanse mythes en saga’s zich toch minstens zo diep moeten hebben afgedrukt op de ‘faustische ziel’ van Europa en Noord-Amerika. Haar mythisch-archetypische invalshoek herleidt zowat het hele Westerse geestesleven tot Egypte en Apollo, en laat daarbij het pantheon der Vikinggoden geheel buiten beschouwing.

Hieronder als toetje nog een video waarin Jordan Peterson spreekt over de persoon Camille Paglia:

 

Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!