Kartelocratie: de crisis eindigt, revolutionaire veenbrand smeult door

15-07-2017 14:28

Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!

 

Uit debatten in de Tweede Kamer blijkt dat de tijdelijke crisismaatregelen permanent dreigen te worden. Nu de recessie ten einde komt, verworden heffingen die tijdelijk zouden zijn tot vaste lastenverzwaringen. Zoals destijds het kwartje van Kok. In de Kamer spreekt men eufemistisch van ‘meevallers’. Maar de bevolking trekt dit steeds minder: terwijl de recessie eindigt zwelt de woede aan.

Tekenend is het relaas van een beroepsfotograaf. Een grote gemeente had verzocht om foto’s van een evenement. Nadien vroeg de fotograaf om een loon en werd afgewimpeld door de gemeente: ‘We dachten dat je dit wel gratis zou doen – goed voor je CV. Even goede vrienden verder.”
Zo nu en dan maakte de fotograaf gratis foto’s voor naamsbekendheid en bewijs van kwaliteit. Schokkend is dat gratis diensten normaal worden gevonden; zelfs steeds vaker worden geëist.

Kartelocratie

Op dat moment kwam een vermoeden op. En wel dat de ambtenaren dit verzoek om een vergoeding afwimpelden, diezelfde dag hadden staan juichen toen bleek dat Macron de verkiezingen in Frankrijk won (en niet Le Pen). Want dit zijn de types die baat hebben bij de status quo – bij het systeem dat intussen de ‘kartelocratie’ wordt genoemd. Mede naar aanleiding van een VPRO-documentaire over het thema ‘revolutie’, kwam het gesprek op de groeiende aversie in Nederland tégen deze kartelocratie, die volgens diverse deskundigen vooral de belangen van de transnationale economische elite dient. Niet die van hardwerkende burgers als deze fotograaf.

Hier komen een aantal punten samen, die aanleiding geven nog eens stil te staan bij het thema ‘revolutie’. De teleurstelling en tegelijk de vechtlust van de fotograaf herinneren aan een opmerking die viel tijdens een congres over radicalisering en terrorisme. Peter Knoope en Job Cohen hielden er een pleidooi om jonge mensen als ambassadeurs te laten participeren. Om jongeren te verleiden tot politiek burgerschap en zo apathie en radicalisering te bestrijden.

Wie kritisch luisterde, begreep dat dit hooguit een top van jongeren zou bereiken. Louter degenen die over de netwerktentakels beschikken om met dit type ambassadeurschappen in aanraking te komen. Er zouden meeloopdagen volgen waarna politici met die jongeren op de foto zouden gaan. Goed voor PR!

Optimisme slaat om in verbittering

Vervolgens zouden die jongeren de stugge werkelijkheid van de kartelocratie leren kennen. Ingegraven elites bepalen welke ideeën wel of niet bespreekbaar zijn: na jaren lobbyen heb je hooguit een kleine, symbolische verandering bewerkstelligd. Laat staan dat een jongere die politiek actief wordt binnen enkele jaren invloed zou kunnen hebben op neem nu arbeidsflexibilisering of werkzekerheid.

Zodoende zou de hoopvolle leugenfaçade van Knoope en Cohen snel worden doorgeprikt – dat zou de apathie en verbittering slechts versterken. Voor wie écht bredere aandacht voor een thema wil, is het effectiever om een bom te laten afgaan. Effectiever althans dan om jaren te lobbyen binnen de kartelocratie. Dit was dan ook de schokkende en cynische maar wél realistische bevinding. Wie dit niet wil aanvaarden moet kijken naar de stille dood van G500.

Waar bommen ter sprake komen gaat het in wezen over revolutie: de VPRO liet al zien hoe Nederlanders grote wegen blokkeerden als verzetsdaad. Zoals mijn eigen De Democratie en haar Media legt de documentaire de vinger op de zere plek: de publieke opinie beïnvloeden heeft geen zin meer, omdat burgers voor politici een minder interessante gesprekspartner zijn dan multinationals. Een carrière in een democratie – met onvoorspelbare verkiezingen – is wankel en nooit zo lonend als een opsprong naar een groot lobbykantoor.

Diversiteit breekt groepssolidariteit

Een punt dat de documentaire onbelicht liet was de invloed van cultuurvermenging en massamigratie. Kort door de bocht: de elite wil niet dat gesprekken aan keukentafels over revolutie gaan – die gesprekken moeten over, neem nu, twerking gaan. Over exotische fetisjen in plaats van politieke bewustwording.

Het op elkaar gooien van verschillende culturen leidt er toe dat men elkaar eenvoudigweg niet meer verstaat. Diverse culturele gevoeligheden maken dat het gesprek nergens meer over kan gaan, want er is altijd wel een subgroep die zich gekwetst voelt. De culturele verschillen voeden wederzijds wantrouwen: de solidariteit tussen leden van de lagere klasse maakt plaats voor in-group kliekjesgedrag. Laat staan dat ze samen een vuist zouden kunnen maken tegen de genoemde elite.

Allemaal dezelfde ‘party’

In deze situatie is de politiek géén voortzetting meer van de burgerlijke cultuur, niet meer van de waarden die daar heersen. Waarden als punctueel werken, elkaar niet laten zitten, het belang van de zaak vooropstellen. De politiek oriënteert zich in deze situatie op het internationale bedrijfsleven en zingt zich los van de natiestaat en bijbehorende cultuurband. Er is immers zelfs geen gedeelde Öffentlichkeit meer die als platform kan dienen om de politieke klasse ter verantwoording te roepen.

Als de politieke partijen dus niet meer corresponderen met deze cultureel-ingebedde burgerij, maar wel met de kosmopolitische elite, dan vervagen zowel de ideologische verschillen als de tastbare invloed van politici op het beleid. De sociaal-liberalen en sociaal-democraten trekken overdag tegen elkaar van leer – ’s avonds treffen ze elkaar op hetzelfde feestje: op z’n Engels gezegd zijn ze dan van dezelfde ‘party’. Uiteindelijk vervagen zelfs de nationale soevereiniteit en de identiteit, het cultuurkarakter van het land zelf.

Conclusie

Zo wordt politiek – alle genoemde factoren tegen elkaar afgewogen – als het verkopen van twee identieke tubes tandpasta. Hoe dan ook krijg je een linksliberale monocultuur. Dit wil zeggen: [1] een groeiende overheid waarvoor je steeds meer belasting betaalt, die [2] qua belangen vooral op het transnationale bedrijfsleven is georiënteerd, met [3] progressieve smaakaccenten op het vlak van identiteit en cultuur.

Als de tandpasta inhoudelijk identiek is, dan breng je het onderscheid aan op de branding. Dat is kapitalistische marktlogica en het blijkt ook de logica van de politiek. De branding is dan persoonlijk en niet ideologisch. Een premierkandidaat die u breedlachend aanstaart met een goudgeel glanzend glas fruitsap in de hand. “U bent toch een optimistisch koppige burger? Kom toch, u laat zich toch niet gek maken door die opstokers – u doet toch trouw wat uw werkgever, uw staat van u verlangt?”

Via deze branding kopen mensen het imago om weldenkend en rationeel te zijn. Ze vergeten dat veel politici dit imago van ‘nuchtere bezonnenheid’ enkel kunnen volhouden omdat zijzelf in kosmopolitische bubbels leven: ’s avonds allemaal samen op hetzelfde feestje. Ver weg van de ellende. Maar langzaam worden meer mensen zich bewust van de geschetste processen: het is mogelijk dat deze bewustwording zal leiden tot hardere acties.

 

Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!