Interview

‘Kunstenaars biéden de samenleving ook iets’

16-02-2017 11:55

Wie zijn de kandidaten voor de Tweede Kamer? Hoe word je Tweede Kamerlid? Elke week tot aan de Tweede Kamerverkiezingen gaat uw interviewer op bezoek bij diegenen op wie u in maart kunt stemmen. In aflevering 22: Corinne Ellemeet (40), de nummer zeven op de kandidatenlijst van GroenLinks. “Waar willen we naartoe? Ik wil een samenleving waarin de verschillen meer gevierd worden in plaats van dat ze worden gezien als een bedreiging. Dat is voor mij een hele belangrijke waarde en dat is ook waarin ik het verschil zou willen maken.”

Corinne was twee jaar geleden al enkele maanden Tweede Kamerlid tijdens het zwangerschapsverlof van Linda Voortman. Ze twijfelde of ze zich weer kandidaat zou stellen: “De voornaamste reden waarom ik twijfelde is mijn gezin. Kamerlid zijn is een zware baan. Ik heb twee zoontjes van tien en acht en mijn oudste gaat over anderhalf jaar naar de middelbare school. Het Kamerlidmaatschap betekent dat ik er drie dagen in de week helemaal niet ben. Even helpen met huiswerk maken kan niet meer. Meestal ben je s’avonds pas laat thuis.”

Van Wassenaar naar Joegoslavië

Corinne groeide op in Wassenaar maar wilde daar op een gegeven moment weg. Ze ging op haar zeventiende naar een school in Italië, het United World College. Ze deed daar de laatste twee jaar van haar middelbare school. “Je moet een beurs krijgen van die stichting. Ik doe al jaren de selectie voor die beurzen. De kinderen komen overal vandaan. Ik zat daar van 1993 tot 1995. De school was in de buurt van Triëst en pal om de hoek was de Joegoslavië-oorlog. Ik heb twee jaar een Kroatisch kamergenootje gehad: Danka. Zij had schoolgenootjes die gesneuveld waren.”

Die periode was een bepalende ervaring voor Corinne: “In het weekend of tijdens een schoolvakantie gingen we soms naar Danka’s ouderlijk huis. Bij de douane voelde het zo onveilig, dat machtsmisbruik, dat je er zo willekeurig tussenuit gehaald kon worden. Oorlog haalt het slechtste in mensen naar boven. Ik heb toen geholpen in vluchtelingenkampen met kleine kinderen. Dat heeft een enorme indruk op me gemaakt: ik kwam uit een prachtige wereld. Hier zijn democratie, vrijheid en veiligheid een gegeven. Maar dat kan je dus ontnomen worden, dan is er geen zekerheid meer.”

Vergeet de rechtsstaat in Armenië

Corinne studeerde later ook in de VS: “Ik ging toen om met een meisje uit Armenië, ook een land zonder rechtsstaat. Als je daar aan een baan wilt komen moet je de juiste mensen kennen. Die abstracte verhalen kwamen heel dichtbij. Het stikt in Armenië van de corruptie. Die verhalen hebben me het inzicht gegeven dat veel mensen in Nederland denken dat het vanzelfsprekend is om in een democratie en een rechtsstaat te leven, dat die er gewoon zijn en dat ze blijven. Mensen hebben niet het idee dat deze ons ontnomen kunnen worden. Maar ik leerde: dit wil je niet kwijtraken.”

Corinne werd pas echt politiek actief tijdens de gedoogconstructie met de PVV van Rutte-1. Corinne: “Dat vond ik zo erg. In onze democratie is er ruimte voor diversiteit, er is ruimte voor iedereen en je mag groepen niet wegzetten. Dat is voor mij óók democratie. Wel een open debat en problemen aankaarten, maar niet discrimineren. Dan gaan mijn alarmbellen af. Ik wil een positieve bijdrage leveren. We schuiven langzaam op: de norm van tien jaar geleden is niet meer de norm van nu. Er is minder aandacht voor de positieve waarde van diversiteit en van verschillende culturen.”

Weg met het neoliberalisme

Corinne wil af van het neoliberale denken: “Ik wil dat de politiek uiteindelijk weer gaat over bepaalde waarden. Je wilt af van dat denken waarin iedereen het zelf maar moet uitzoeken, waarin succes je eigen verdienste is en falen je eigen schuld. Je kunt politiek het verschil maken op heel veel dossiers. Ik denk dat we in een doorgeschoten neoliberale samenleving leven die een risico vormt voor onze democratie. De baten liggen steeds vaker bij een kleine groep. Steeds minder mensen profiteren van ons economisch systeem. Dat zien en dat voelen mensen.”

Corinne denkt dat dit systeem de onvrede voedt: “Mensen zien dat de welvaart stijgt, maar zien dat zelf niet terug. Die mensen worden boos en dat is terecht maar dan moet je wel met de juiste oplossingen komen. Die boosheid wordt nu gebruikt door allerlei populistische partijen. Ik vond het zo mooi dat zelfs op het World Economic Forum in Davos de ambassadeurs van deze neoliberale samenleving zich achter de oren krabben of het op de huidige manier wel goed gaat. Als zelfs het IMF zegt dat we zijn doorgeschoten, moet het anders. De vraag is: hoe kunnen we andere waarden centraal stellen? Rendementsdenken maakt mensen niet gelukkiger.”

Andere zorg

Corinne wil er een alternatief tegenover zetten, bijvoorbeeld in de zorg: “De macht van de zorgverzekeraars is een probleem. We willen dat verzekeraars zich onderscheiden op basis van kwaliteit, maar dat gebeurt nauwelijks. Schippers kijkt alleen maar naar het geld en maakt geen afspraken over betere zorg waarmee we de kosten ook op langere termijn kunnen beheersen. Je kunt je bijvoorbeeld bij sommige zorg die in ziekenhuizen plaatsvindt afvragen of die kan worden verleend door huisartsen. Dat kan veel goedkoper zijn. Schippers vindt zo’n idee mooi maar maakt daar geen harde afspraken over.”

“Het mooie is dat als je uitgaat van de zorg zelf, dat vaak goedkoper is. Als je beter onderzoekt welke zorg echt effectief is, bespaar je heel veel geld. Als je meteen goed behandelt, hoef je heel veel onnodige behandelingen niet te verrichten. Als je van de zorg zelf uitgaat, wordt de patiënt daar beter van, is het voor artsen veel bevredigender, is er meer tijd voor de patiënt en is het nog goedkoper ook. De vraag is: willen we platte kostenbeheersing die toch niet werkt, of gaan we de zorg goed organiseren? De overheid moet de contouren van dat gesprek bepalen.”

Weg met een eigen inkomsten quotum

Corinne wil zo’n verandering ook op andere terreinen. Volgens haar zie je het product- en rendementsdenken overal. In de kunst worden instellingen afgerekend op een “eigen inkomsten quotum”: om subsidie te krijgen moeten instellingen zelf dertig procent van hun inkomsten binnenhalen. Corinne was tot voor kort voorzitter van een dansgezelschap en weet tot wat voor problemen dit beleid leidt: “Grote instellingen als het Nationaal Ballet, het Concertgebouw en het Rijksmuseum zijn interessant voor gulle gevers, maar vernieuwende kunstinstellingen niet. Terwijl die kleinere en innovatievere instellingen wel veel  talenten ontwikkelen en dat is heel belangrijk voor een bruisende culturele wereld.”

De oorzaak is volgens Corinne het beleid van Halbe Zijlstra als staatssecretaris van cultuur tijdens Rutte-1: “Hij bekeek alles vanuit een economische bril: als je jezelf niet kunt bedruipen ben je niet waardevol. Jet Bussemaker heeft haar best gedaan daar iets aan te doen, maar het zit nog steeds in die hele wereld verweven. Dat moet echt anders. Een deel van die bezuiniging wordt gewoon gedragen door kunstenaars zelf: gewoon je salaris naar beneden en je niet aan de CAO houden. Jonge kunstenaars kunnen helemaal niet meer rondkomen van hun werk.”

Kunst biedt de samenleving iets

Was subsidie dan niet wat te vanzelfsprekend geworden? vraagt uw interviewer. Corinne: “Je mag best kritisch kijken, maar wat hier gebeurt is gewoon het mes zetten in een hele sector. Ik ben daar echt kwaad over. Wat voor armoedige samenleving krijg je als je niet meer naar voorstellingen kunt waarin de verbeelding aan de macht is, waarin je anders kunt kijken naar de wereld, waarin je soms een spiegel krijgt aangereikt. Heel veel mensen gaan naar een film, concert of toneelstuk. De meeste mensen worden er blij van en vinden het inspirerend. Kunstenaars biéden de samenleving ook iets.”

“In mijn samenleving verrijken mensen zichzelf met kunst en laten ze zich inspireren. De meeste politiek gaat uit van de status quo en van dat we moeten houden wat we hebben. Ik wil een samenleving waarin je status niet wordt bepaald door wat je verdient. Ik wil een samenleving waarin de kloof tussen arm en rijk kleiner is. Ik geloof er ook in dat uiteindelijk iedereen profiteert van een samenleving waarin de economische verschillen klein zijn. Mensen voelen zich dan veiliger, zijn gelukkiger, hebben meer contact met elkaar. Iedereen profiteert ervan.”