Achtergrond

Bekijk Zwarte Piet eens door een Vlaamse bril

26-10-2016 16:27

Het is weer hommeles in Nederland over Zwarte Piet. Het hele debat, gevoerd door mensen die beweren ‘wereldburgers’ of ‘echte Nederlanders’ te zijn, toont een hele enge blik op de zaak. Men kijkt niet verder dan de neus lang is en men heeft het voortdurend over het koloniale verleden van Nederland. Nou, dan steek ik toch even de vinger op en merk ik op dat men in Vlaanderen evengoed Sinterklaas viert.

‘Het huidige Spaanse uiterlijk samen met de oorringen en het krulhaar zijn een vrij recent Nederlands bedenksel’

De discussie bestaat ook wel in Vlaanderen, maar die wordt lang niet zo agressief gevoerd. Vorig jaar verscheen er de film Ay Ramon!. Zwarte Piet was niet langer donkerzwart, maar hij veranderde in een ‘roetveegpiet’. Toch blijft hij de naam ‘Zwarte Piet’ dragen. De Vlamingen lijken hun schouders op te halen voor de hele ‘Hollandse’ discussie en doen gewoon verder. De witte Pieten die je in de Hema vindt, zijn gewoon raar. De Nederlanders mogen niet vergeten dat het feest geen ‘Hollandse’ eigendom is.

Oud-Germaans feest

In 1989 verscheen bij de Vlaamse culturele vereniging en uitgeverij Davidsfonds een wetenschappelijk boek Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas. Rita Ghesquiere, doctor in de Germaanse filologie en oud-professor aan de Katholieke Universiteit van Leuven, schreef een nuchter en uitgebreid onderzoek naar de sinterklaaslegende. Het verhaal van Zwarte Piet wordt er ook klaar en duidelijk in uitgelegd en de auteur biedt inzicht in de Vlaamse variant van het volksfeest.

Het is hopelijk algemeen bekend dat Sint en Piet Germaanse wortels hebben. Ghesquiere meldt:

 

“Sommige mythologen verwijzen voor de interpretatie van de knecht naar Balder, de zoon van Wodan die met zijn vader meerijdt tijdens de nacht en kijkt of de oogstgaven bij de haard liggen. Van het gluren door het rookgat wordt hij zwart als roet.”

 

Met andere woorden de Germanen kenden al een roetzwarte begeleider van een vaderfiguur. Echter, andere wetenschappers zijn er niet zomaar van overtuigd dat dit klopt:

 

“Voorlopers van de zwarte knecht zijn misschien Hoder (Hother) de wintergod, of nog de grimmige knecht van Thor: Loki. Hoder is de god van de duisternis en de tegenstrever van Balder. Loki heeft als attribuut een mispel- of maretak, terwijl Piet een roede draagt. Anderen zien dan weer Nörwi als voorloper, de winterreus en vader van de nacht, die Wodan op zijn tochten vergezeld. Ook hij draagt de gard of levensroede en zou een voorloper van onze Zwarte Piet kunnen zijn.”

 

Duivelse Nicodemus

Interessant is de uiteenzetting over de Duitse benaming Knecht Ruprecht:

 

Sommigen hebben een verbastering gezien van Hruod Perath, een epitheton van Wodan, de roem stralende. Deze interpretatie steunt op het demoniseringsbeginsel en werpt een scherp licht op de ambiguïteit van de sinterklaasfiguur.”

 

Ghesquiere legt uit dat deze theorie ervan uitgaat dat de Sint en Piet eigenlijk dezelfde figuur zijn:

 

“Nicolaas de ‘gekerstende’ geïntegreerde Wodan; de knecht: de gedemoniseerde, verworpen en geknechte Wodan.”

 

Dit sluit aan bij de Vlaamse variant van Zwarte Piet die, nog bekend bij heel wat vijftigers en zestigers, ook (Sinte) Nicodemus werd genoemd. Nicodemus is eigenlijk een verbastering van Nicolaas. Het betekent dus hetzelfde en in die zin zijn twee figuren dezelfde persoon. Die Nicodemus kon blank of zwart zijn en joeg vele kinderen angst aan met zijn roede en kettingen

Volgens de meer christelijke gerichte versies van het ontstaan van het feest zou Zwarte Piet oorspronkelijk gewoon de duivel geweest zijn. De andere Duitse benaming Peltzenpock of Pelzenbock zou dan een verbastering zijn van Beëlzebub waardoor hij in Duitsland ook der Schwarze werd genoemd.

De Reformatie betekende in vele landen het einde van de verering van Nicolaas. Nederland is een uitzondering, maar in de andere landen kwam de focus op Kerstmis te liggen, zo verschoof de dennenboom als symbool voor Nicolaas naar een boom voor het kerstekind (overigens, de Kerstman – Santa Claus – bracht in de VS zwart geblakerde kolen bij stoute kinderen):

 

“De rekeningen van het gezin Luther vermelden anno 1535/36 nog uitgaven voor het sinterklaasfeest, maar tien jaar later is er sprake van het Kerstkind.”

 

De variant van het rijke roomse leven

Vlaanderen was tot niet zo lang geleden een door en door Rooms-katholiek land. Het sinterklaasfeest had daarom veel langer dan in Nederland een religieuze connotatie. Niet zelden namen pastoors de rol op zich van de Sint, die in Vlaanderen in de Hemel woonde. Een bekend geestelijke uit de 19de eeuw, dichter Guido Gezelle, boog zich in zijn weekblad Rond den heerd in 1868 over het sinterklaasfenomeen. Rita Ghesquiere citeert:

 

“De oude Woensommegang wierd Sint Niklaais nachtprocessie; men zette den Bisschop te peerde, men gaf hem eenen zwarten knecht, met roede en asschenzak, en zei daartegen Sint Niklaai met den duivel.”

 

In het Nederlandse boek Het hele jaar rond uit 1973 wordt er een hoofdstuk besteed aan ‘Sinterklaas in Vlaanderen’. De knecht wordt hier ‘Croque-Mitaine’ genoemd, ook wel bekend als de ‘Pakkeman’. Wanneer in het geciteerde verhaal de Pakkeman een kindje in de zak stopt maant een nonnetje het kind aan “rap een kruiske” te slaan. “Au nom du père et du Fils et du Saint-Ésprit”. Croque-Mitaine vlucht. Het doet denken aan de verhalen van mijn grootouders waarbij ze als kind in bed hoorden hoe vader vocht met Nicodemus die Frans sprak.

Een goede ziel, geen slaaf

De Sint als hemelbewoner schijnt nog door in de briefjes van de kinderen gericht aan de ‘Hemelstraat’ in Spanje of de Hemel zelf. De populaire schrijver Felix Timmermans laat in De nood van Sinterklaas uit 1942 Sint en Zwarte Piet uit de Hemel komen. Een andere klassieke auteur, Ernest Claes, beschreef in 1947 in Sinter-Klaas in de Hemel en op Aarde Zwarte Piet als een schoorsteenvegertje dat het eerste zwarte martelaartje was. Geen slaaf, maar een overtuigd christen die door Sint-Pieter toegewezen wordt aan ‘Sinter-Klaas’. Het huidige Spaanse uiterlijk samen met de oorringen en het krulhaar zijn een vrij recent Nederlands bedenksel dat in Vlaanderen geleidelijk aan pas na de Tweede Wereldoorlog aanvaard geraakte.

Over één ding zijn de bronnen het volgens de studie van doctor Ghesquiere het quasi eens: Pieter, Nicodemus, Ruprecht…hoe je hem ook noemt, hij is voornamelijk zwart. De verklaring dat Piet zwart is door het roet staat dichterbij de historische Germaans-christelijke verklaring dan de bewering dat de knecht een reminiscentie is aan het koloniale verleden.

 

Zie ook: Rita Ghesquiere, Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas: de kracht van een verhaal (Keurreeks van het Davidsfonds, 180), Leuven: Davidsfonds, 1989, 240 p.