Overheid, media en politiek moeten diversiteit onder moslims erkennen

20-06-2016 20:08

Afgelopen week werd in Utrecht een iftar -de maaltijd die wordt genuttigd bij het breken van het vasten- georganiseerd door Su-Shi, een initiatief dat is genomen door Nederlandse moslims om de intrareligieuze dialoog tussen met name soennitische en sjiitische moslims, maar ook tussen andersdenkende en gelovige moslims, te bevorderen. Centraal op deze bijeenkomst stond naast het voeren van de broodnodige dialoog –ook in Nederland bestaan er immers (net als in het Midden-Oosten) aanzienlijke spanningen en wederzijdse vooroordelen tussen soennieten en sjiieten- het erkennen van het feit dat er grote diversiteit bestaat onder moslims in Nederland. En naast het voeren van de dialoog is ook het streven naar erkenning van dit feit van groot belang. Niet alleen door de Nederlandse politiek, overheid en media maar ook door moslims zelf.

Een homogene groep?

Er bestaat in Nederland de gewoonte om Nederlandse moslims als een homogene groep te zien. Moslims in Nederland, zo denken sommigen, vormen een groep die hetzelfde denkt, hetzelfde handelt, op dezelfde manier gelooft en dezelfde politieke doelen nastreeft. Deze groep is in de beeldvorming bij uitstek conservatief, wijst de Nederlandse normen en waarden af, en wenst zich als groep al vasthoudend aan de eigen normen en waarden een positie in Nederland met voorkeursbehandeling en toestemming voor het handhaven van eigen regels en wetten af te dwingen.

Die indruk wordt gewekt

Dat sommigen geneigd zijn dit te denken is niet heel gek. Geregeld komt dit beeld namelijk naar voren uit het optreden van Nederlandse moslims in de media, zoals recentelijk nog het interview met enkele jonge ‘moslimactivisten’ in de NRC Handelsblad. Daarnaast is het ook een erfenis van decennia van multicultureel beleid, waarbij minderheden gezien en behandeld werden als homogene bevolkingsgroepen en de door de overheid uitgekozen of aangewezen vertegenwoordigers van deze groepen vaak behoorden tot het meest conservatieve segment binnen deze minderheden behoorden.

Als resultaat daarvan voert men in veel Nederlandse mainstream (zowel linkse als rechtse) media geregeld nog de meest conservatieve of orthodoxe moslims op als de vertegenwoordigers van de islam in Nederland, denkt men in de politiek binnen centrumlinkse partijen nog steeds na over hoe dé moslimstem te kunnen winnen, en maken overheden geregeld nog beleid dat gericht is op een homogeen geachte groep moslims. Allen niet geremd door enige kennis van zaken.

Moslims leveren zelf grote bijdrage aan dat beeld

Maar het zijn zeker niet alleen de politiek, overheid en media die alleen hiervoor verantwoordelijk zijn. Het zijn namelijk moslims zelf die hier eveneens een grote bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan en in stand houden van het beeld van een homogene groep Nederlandse moslims. Te pas en te onpas wordt er in en vanuit islamitische hoek gesproken over dé moslimgemeenschap. Daarnaast worden termen als ‘onze gemeenschap’ en ‘wij als gemeenschap’ geregeld gebruikt, waarbij men placht te spreken over ‘dé waarheid’, en ‘er is maar één islam’ wanneer men aan het geloof refereert. Ook zien we geregeld in de media prominente moslims stellen dat ‘er in Nederland maar liefst 1 miljoen moslims zijn die … willen, of recht hebben op…’. Hierbij wordt dus de sterkte van het getal –een getal dat overigens significant lager ligt wanneer alle ex-moslims die Nederland rijk is ervan af getrokken worden- gebruikt om bepaalde rechten of gunsten af te dwingen, waarbij ook hier weer moslims in Nederland opgevoerd worden als een homogene groep mensen die allemaal hetzelfde willen.

Omslag in denken voor alle partijen raadzaam

Een deel van de moslims in Nederland zelf communiceert hierdoor dus een beeld naar de niet-islamitische buitenwereld van zichzelf als homogene groep, die een en dezelfde vorm van religie aanhangt, en verenigd is het nastreven van bepaalde politieke en maatschappelijke doelen. Wil men niet langer als dusdanig gezien worden dan zal men dus moeten ophouden met het spreken over ‘de moslimgemeenschap’, ‘één islam’ en ‘1 miljoen moslims die … willen’. Wanneer men hiermee stopt kan men in staat zijn om een significante verandering leveren aan een omslag in het denken over moslims in Nederland. Een betere wereld begint ook hier bij jezelf.

Maar uiteraard is het bewerkstelligen van een realistisch beeld van moslims in Nederland niet alleen een verantwoordelijkheid van Nederlandse moslims zelf. Het is daarom van belang dat de Nederlandse politiek, overheid media en bredere samenleving allen erkennen dat moslims in Nederland een ongelofelijk diverse groep vormen, die het onderling vaker oneens is dan eens. Het feit dat er initiatieven genomen moeten worden om moslims onderling in dialoog te brengen getuigt hier al van. Moslims in Nederland zijn net als andere gelovigen over allerlei uiteenlopende zaken enorm verdeeld, en men vormt zeker geen homogene groep. Op grond van dit feit dienen Nederlandse moslims dan ook niet als dusdanig gezien en behandeld te worden. De diversiteit binnen islamitisch Nederland dient erkend te worden. Zowel door de politiek, overheid en media als door moslims zelf.