Achtergrond

VS-embargo tegen Cuba was domste vergissing aller tijden

18-05-2015 14:53

“Met de armen over elkaar tegen de deurpost geleund gaan staan wachten tot het lijk van het imperialisme voorbij wordt gedragen, is niet revolutionair,” noteerde Ernesto Che Guevara, de legendarische comandante naast Fidel Castro ooit. Het tekende de Argentijnse macho ten voeten uit. Maar er school ook een waardevolle les in. Want als de wereld in 1959 en daarna iets meer aandacht had besteed aan deze “revolutionaire” kant van Cubaanse leiders, had de geschiedenis van dat eiland voor alle betrokkenen een stuk prettiger kunnen verlopen. In plaats daarvan werd Cuba vijfenvijftig jaar lang economisch door de Verenigde Staten doodgeknepen, terwijl men Castro verweet dat de Cubanen arm en ontevreden waren en alle mogelijke grondrechten en mensenrechten op het eiland ernstig geschonden werden.

Castro bewonderde de Verenigde Staten

Dat laatste was allemaal waar. De Cubaanse revolutie bracht allerminst het paradijs op aarde, net zo min als welk ander utopistisch experiment ook. Het land werd juist armer, het bewind repressiever en de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie snel groter. Dieptepunten waren het bijna uitbreken van een kernoorlog en verschillende golven bootvluchtelingen. Toch had dat allemaal niet gehoeven. Toen Castro op nieuwjaarsdag 1959 met zijn troepen Havanna bereikte, koesterde el lider maximo grote bewondering en sympathie voor de VS, hij bezat zelfs een Amerikaans honkbalpak. Evenzo waren er in Amerika heel wat mensen die wel begrip konden opbrengen voor Castro’s revolutie. Het was een publiek geheim dat de Cubaanse dictator, de zelfbenoemde kolonel Fulgencio Batista, een meedogenloos, door en door corrupt onderdrukkingsapparaat geleid had, al besefte niet iedereen dat hij – zonder oorlogsverliezen – tenminste 20.000 doden op zijn geweten had.

De Amerikaanse regering en de maffia

De vlucht van Batista uit Havanna naar de Dominicaanse Republiek op de eerste dag van 1959 vormde met de daaropvolgende intocht van Castro’s rebellen het daverende slotakkoord van twee jaar verbeten guerrillastrijd en bijna 450 jaar koloniale overheersing. Vanaf 1511 was Cuba een Spaanse kolonie geweest, totdat de Amerikaanse onderminister van Marine en latere president Teddy Roosevelt zich er in 1898 met zijn bende Rough Riders meester van maakte. Omdat Amerika zelf ontstaan was uit koloniën die zich vrijvochten, kon het zich niet permitteren voor kolonisator aangezien te worden. Dus verleende Washington Cuba in 1902 onafhankelijkheid. Maar alleen op papier, in werkelijkheid bleef het land tot 1934 een protectoraat, wat een netter woord is voor onmondige kolonie. Ook daarna bleef het een wingewest waar sterke man Batista soms eigenhandig, soms via marionetten de bevolking onder de duim hield en zorgde dat Amerikanen en een kleine Cubaanse elite zich schaamteloos konden verrijken. Toen Fidel Castro, de sociaal bewogen zoon van een rijke Cubaanse boer, in 1952 een eerste onbeholpen poging tot rebellie deed, was niet meer uit te maken wie er achter dictator Batista op Cuba het hardst aan de touwtjes trok: de Amerikaanse regering of de maffia.

‘Cuba was onder Batista behalve wingewest ook het Holland Casino en het Yab Yum van zowel het puriteinse als het criminele Amerika geworden’

Veel verschil maakte het ook niet. Cuba was onder Batista behalve wingewest ook het Holland Casino en het Yab Yum van zowel het puriteinse als het criminele Amerika geworden. Een speeltuin waar Amerikanen alles konden, mochten en deden dat “thuis” verboden was. Er bestond op Cuba een kleine, puissant rijke bovenlaag, waartoe bijvoorbeeld de suikerkoningen van de familie Fanjul behoorden en de Bacardi’s, maar het gros van de bevolking mocht net als in de andere Amerikaanse cryptokolonies in het Caraïbisch gebied alleen zwoegen for the Yankee dollar en dochters leveren.

Aanvankelijke steun voor Castro…

Na de machtsovername erkennen de Verenigde Staten, die in de laatste jaren ook niet meer zo enthousiast over Batista geweest waren, vlot het nieuwe regime. Ook onder de Cubaanse elite is er, om wat voor redenen dan ook, wel wat steun voor de bebaarde voormalige rebelde. De familie Bacardi richt zelfs een feestelijk diner voor Castro aan – waar hij overigens niet verschijnt. Castro gaat vervolgens met veel succes op bezoek bij de grote buurman. In april 1959 spreekt hij onder veel applaus de rechtenfaculteit van Harvard toe en heeft hij een ontmoeting met vicepresident Richard Nixon, die daarna in een geheim memo aan president Eisenhower verklaart in Castro duidelijk een geboren leider herkend te hebben.

…slaat om in wraak en restauratie

Maar terwijl Castro in Amerika rondreist, wordt al duchtig geprobeerd de verhoudingen te verzieken. Delen van het bedrijfsleven en de maffia zijn woedend over het verlies van hun even lucratieve als plezierige speeltje en zinnen op wraak en genoegdoening. Ook is samen met Batista een flink deel van zijn entourage gevlucht, met medeneming van koffers vol geld en kostbaarheden. Steeds meer rijke Cubanen volgen in de lente en zomer van 1959 hun voorbeeld om de onontkoombare nationalisatie van hun bezittingen voor te zijn – Castro is immers een socialist die de rijkdommen van het land wil herverdelen. De meesten van hen belanden in het 130 kilometer van Havanna gelegen Miami. Ook zij willen wraak en restauratie. Ze beginnen naarstig hun Amerikaanse politieke en industriële vrienden te bewerken.

‘De Amerikanen duwen Castro en de zijnen regelrecht in de armen van Sovjetleider Nikita Chroestjov’

Natuurlijk zoekt de socialist Castro toenadering tot de Sovjet-Unie, al was het maar omdat hij moet proberen een veilige afstand te scheppen tot de oude en oppermachtige kolonisator Amerika, wiens schaduw nu eenmaal dicht over het eiland hangt. En natuurlijk staat de Sovjet-Unie deze vriend in de voortuin van de Verenigde Staten likkebaardend te verwelkomen. Maar als dat gebeurt, begaan de Amerikanen de domst mogelijke vergissing: ze duwen Castro en de zijnen regelrecht in de armen van Sovjetleider Nikita Chroestjov. Niet alleen worden er vanaf eind 1959 al door de Amerikaanse regering, de legerleiding en de CIA plannen gesmeed om Castro’s regime omver te werpen, ook gaat Amerika per 1960 de import van Cubaanse suiker, het levensbloed van het eiland, sterk beperken. Geen westers land dat het in die tijd zou aandurven om zo’n strafmaatregel van de Amerikanen te ondergraven, dus blijft er maar één afnemer over: de Sovjet-Unie. Chroestjov is ineens de enige vriend die Castro overheeft, en dat is geen onbaatzuchtige vriend.

Amerikaanse paranoia

Dat de Amerikaanse onderwereld en de Cubaanse émigrees zo snel zoveel succes hadden in Washington en Langley, kwam door de volslagen paranoia waaraan het Amerikaanse politieke establishment al sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog ten prooi was. Al in 1946 had het zich met huid en haar verbonden aan de ideeën van de toenmalige plaatsvervangend ambassadeur in Moskou, George Kennan. Die zag slechts twee prioriteiten: indamming van de macht van de Sovjet-Unie en bestrijding van alles wat naar communisme rook. Uit dat beleid was wel wat goeds voortgekomen, zoals de Marshallhulp die West-Europa als buffer tegen de Sovjets weer op poten hielp, maar nog veel meer slechts.

De verschrikkingen die Vietnam, Laos en Cambodja tientallen jaren lang geteisterd hebben bijvoorbeeld, maar evengoed de vele maatschappelijk ontwrichtende schurkenregimes in Zuid-Amerika, die het klimaat van wetteloosheid en corruptie schiepen waarin de inmiddels onbeheersbare drugskartels konden ontkiemen en gedijen. Ook de bloedige burgeroorlogen in El Salvador en Nicaragua kwamen eruit voort. En natuurlijk het even uitzichtloze als nodeloze lijden van de Cubanen in de afgelopen halve eeuw. Angst voor Stalin was in de late jaren veertig heel begrijpelijk, net als Stalins vrees voor de westerse geallieerden. Maar een iets meer ontspannen houding van Amerika ten opzichte van allerlei zich socialistisch of communistisch noemende wereldverbeteraars had de wereld ongelooflijk veel ellende en vele miljoenen slachtoffers kunnen besparen.

VS onderschatten Castro en Guevara

Maar bij de kwestie Cuba speelde er nog iets anders, en dat was een fundamenteel gebrek aan psychologisch inzicht bij de Amerikanen. Revolutionairen als Castro en Guevara zijn echte draufgänger. Stoere macho’s, koppig en in de strijd ernstig geradicaliseerd. Wat blijft er voor zulke mensen over als het grote doel bereikt is? In het bedrijfsleven worden harde saneerders en turn-around managers als het tij gekeerd is, weggestuurd. Die gaan dan op zoek naar een volgende puintent om de bezem doorheen te halen. Maar voor zegevierende militaire en revolutionaire leiders is zoiets niet zomaar weggelegd. Een militair probeert zijn land dan vaak in een volgende oorlog te betrekken, of gaat spelen met de gedachte aan een staatsgreep. Maar een geslaagde revolutionair? Goed, je kunt de drank van de verjaagde onderdrukker opzuipen, zijn sigaren oproken en zijn goudbestikte onderbroeken op je kop zetten, maar daarna begint het langdradige en weerbarstige werk van de opbouw van de nieuwe maatschappij, waarbij met iedereen en alles rekening gehouden moet worden. Dan ben je ineens niet meer de man die de koers uitzet en de troepen naar de overwinning commandeert, maar bestuurder. Dat gaat maar zelden goed.

‘Vooral Guevara begaat een hele serie gruwelijkheden jegens al dan niet vermeende verraders en hun familie’

Castro en Guevara proberen het wel, al slaan ze aanvankelijk behoorlijk door. Er vinden niet te rechtvaardigen standrechtelijke executies plaats en steeds meer mensen worden om politieke redenen gevangengezet. Vooral Guevara, de Djerzinsky van de Cubaanse revolutie, begaat een hele serie gruwelijkheden jegens al dan niet vermeende verraders en hun familie. Uiteindelijk slaagt Fidel erin om de overstap naar het bestaan van staatsman te maken, maar Guevara niet. Hij probeert het wel serieus, wordt onder meer directeur van de Nationale Bank en Minister van Industrie. Maar in 1965 trekt hij toch zijn kistjes weer aan en gaat terug naar de revolutionaire guerrilla, eerst in Congo, later in Bolivia, waar hij na een kansloze campagne bij het gehucht La Higuera met 17 kameraden in een hinderlaag van het regeringsleger loopt. Hij raakt gewond, wordt gevangengenomen en op 9 oktober 1967 op last van de president in het dorpsschooltje overhoop geschoten.

Cuba hield aan de revolutie ongeacht de moeilijke omstandigheden onder andere prima gratis gezondheidszorg, een dijk van een levensverwachting en een voor 98 procent geletterde bevolking over – zaken waar vrijwel de hele wereld nog altijd een puntje aan kan zuigen. Maar Fidel hield zo lang hij in functie was zijn uniform aan en grossierde in politieke gevangenen en vrijheidsbeperkende maatregelen, terwijl Cuba verpauperde. En dat alles, inclusief de rakettencrisis die in oktober 1962 de wereld op de rand van een nucleaire oorlog bracht, was het directe gevolg van de paranoia, de rancune en het kortzichtige onbegrip van de Verenigde Staten.

Door paranoia dreef Amerika Castro in een uitzichtloze positie waarin hij niet anders kon dan als pion van de Sovjet-Unie fungeren.

Amerika dreef Cuba in de schuttersputjes

Uit rancune begonnen de Amerikanen een in de wereldgeschiedenis ongeëvenaarde verdelgingscampagne tegen Castro. De beperking op de suikerimport werd in februari 1962 uitgebreid tot een volledig handelsembargo, dat in 1996 met de wet Helms-Burton nog eens werd uitgebreid tot elk bedrijf, waar ook ter wereld, dat het waagde met het arme Cuba zaken te doen. Verder orkestreerden de Amerikanen – halfhartig – de desastreus verlopen invasie in de Varkensbaai en bepleitte de militaire top serieus een complete invasie en bezetting van Cuba. Luchtmachtchef Curtis LeMay stelde tijdens de rakettencrisis van 1962 zelfs voor om het hele eiland, drie keer zo groot als Nederland, met atoombommen van de wereldkaart te blazen. Ten slotte beraamde de CIA gedurende een lange reeks van jaren meer dan zeshonderd (!) aanslagen op Castro’s leven.

‘Ik snap waarom Raoul Castro niet staat te juichen’

Door kortzichtigheid en onwil bleef Amerika blind voor hoe het op die manier Castro letterlijk tegen zich in het harnas joeg, terwijl de voorbeelden in eigen huis voor het oprapen lagen. Van mannen als Patton, de houwdegen die na Hitlers val onmiddellijk een oorlog tegen de Sovjetunie probeerde te ontketenen, en MacArthur, de megalomane generaal die er niet tegenop zag regelrechte orders van zijn president te negeren, wist Washington heel goed hoe moeilijk zulke machistische, zelfovertuigde leidersfiguren in toom te houden waren, en hoe gemakkelijk ze zich onverzoenlijk in hun schuttersputjes terugtrokken. Toch is dat precies waar Amerika Castro toe dreef, en waar het bijna een mensenleven lang mee doorging. Pas nu kiert er heel misschien een klein beetje licht, maar ik snap waarom Raoul Castro niet staat te juichen. Voor je het weet, is zijn land weer een Amerikaans wingewest.