Partijleiders zijn de voetbaltrainers van de politiek

15-05-2015 15:54

Na voetbaltrainer is partijleider waarschijnlijk het beroep met het hoogste afbreukrisico. Er hoeft niet dát mis te gaan of de grote baas wordt aan de kant geschoven. Dat gebeurt lang niet altijd zachtzinnig. Soms schieten de tranen je in de ogen als je ziet hoe ruw partijen met hun eerste man of vrouw omspringen. Neem Bram van Ojik, wiens uiterste houdbaarheidsdatum bij GroenLinks deze week verstreken bleek. Terwijl die arme Bram toch voor zover we weten niet eens iets heel stoms gedaan had!

Jesse Klaver, die Van Ojik opvolgt, laat weten dat hij “Nederland wil veranderen”. Klaver mag wel opschieten met dat ambitieuze voornemen, want veel tijd wordt een GroenLinks-leider doorgaans niet gegund. De partij heeft sinds het jaar 2000 maar liefst vijf fractievoorzitters gekend. Dat komt dus neer op gemiddeld één in de drie jaar. En dat is niet uitzonderlijk, want ook PvdA (vijf), VVD, CDA en D66 (ieder vier) wisselden de afgelopen vijftien jaar frequent van politiek leider.

Veren in de reet

Aan de buitenwereld wordt doorgaans verteld dat de geliefde aanvoerder er geheel vrijwillig mee is gestopt. Hij wilde meer tijd voor het gezin of achtte het moment rijp voor verjonging. Tijdens de afscheids-persconferentie krijgt de vertrekker zoveel veren in de reet gestoken dat je je afvraagt waarom hij eigenlijk weg moest. Achter de coulissen moet het partijbestuur echter niet zelden indringend op de in ongenade gevallen leider inpraten alvorens bij de ongelukkige het kwartje valt. Zo wilde Ad Melkert in 2002 ondanks het verlies van 22 Kamerzetels aanvankelijk gewoon blijven zitten. Ook het opstappen van Jolande Sap bij GroenLinks, om een recenter voorbeeld te noemen, ging bepaald niet zonder slag of stoot.

Net als in de voetbalwereld ligt de reden voor een machtswisseling bij een politieke partij voor de hand. Het gaat slecht en de publieke opinie verlangt een offer. De nummer één is in zo’n geval een ideale zondebok. Maar of het afdanken van de leider ook helpt? Soms wel, zo lijkt het. Het vervangen van Job Cohen door Diederik Samsom bijvoorbeeld heeft de PvdA electoraal geen windeieren gelegd. De vreugde was echter van korte duur, want in de peilingen staan de sociaaldemocraten inmiddels onder het niveau dat ze bij het aftreden van Cohen hadden. Voorbeelden van langdurig herstel van een partij na een leiderswissel zijn zeldzaam. Als er verder niets verandert, zijn de kiezers meestal snel uitgekeken op een nieuw gezicht.

Gouden handdrukken

Een overeenkomst tussen politiek leiders en voetbaltrainers is ook dat we geen medelijden hoeven te hebben als ze eruit gebonjourd worden. De wachtgeldregeling op het Binnenhof mag dan minder riant zijn dan de gouden handdrukken die topclubs hun ontslagen oefenmeesters meegeven, er valt prima van rond te komen. Bovendien komen de meeste partijleiders heel goed terecht. Jaap de Hoop Scheffer was na zijn gedwongen vertrek als CDA-voorman achtereenvolgens minister en secretaris-generaal van de NAVO. Ex-VVD-chef Jozias van Aartsen werd burgemeester van Den Haag. Wouter Bos is tegenwoordig iets hoogs in de gezondheidszorg. En Jan Peter Balkenende toucheert enkele malen zijn eigen norm bij een gerenommeerd adviesbureau.

Ook over de toekomst van Bram van Ojik hoeven we niet wakker te liggen. Hij mag terug naar zijn vorige baan bij Buitenlandse Zaken. Weliswaar geen topfunctie, maar GroenLinks is dan ook een betrekkelijk onbeduidend partijtje met slechts vier Kamerzetels.