Vijf mythen over islamofobie

30-04-2015 17:33

Mythe één: Islamofobie is een uitvinding van Khomeiny

Volgens sommige criticasters van het begrip islamofobie zou het begrip in de jaren zeventig van de vorige eeuw bedacht zijn door, toen, de leider van de Iraanse geestelijken, ayathollah Khomeiny. Zo zou hij ieder debat over islam hebben willen blokkeren. Zo stelde bijvoorbeeld Pascal Bruckner dat in een interview met Kleis Jager in Trouw en deed Corine Vloet dat nog eens dunnetjes over op Jalta.nl. Een variant hierop luidt dat de term islamofobie is bedacht door de Organisatie Islamitische Conferentie (OIC). Beide versies kunnen echter naar fabeltjesland verwezen worden ook al hebben de OIC en Iraanse geestelijken wel degelijk geprobeerd kritiek op islam op allerlei manieren te weren.

De term islamofobie wordt in ieder geval al gebruikt in 1910 in het boek van Alain Quellien La politique musulmane dans l’Afrique Occidentale en het artikel van Maurice Delafosse, L’état actuel de l’Islam dans l’Afrique occidentale française (Revue du monde musulman, vol. XI, n°V, 1910, p. 53). Delafosse ziet islamofobie als een vorm van bestuur (of onderdeel van bestuur) van kolonies dat berust op een onderscheid tussen religies. Hij zet het begrip tegenover islamofilie. Quellien’s bijdrage is een verkenning en analyse van dan bestaande en historische vooroordelen tegenover islam als de vijand van vooruitgang, christenen en het Westen.

Vaak wordt ook verwezen naar het boek uit 1918, Het leven van Mohammed – de Profeet van God, van Etienne Dinet en Sliman Ben Ibrahim. Zij gebruikten het in dit werk en latere werken om de vijandigheid van Europa tegenover islam te bespreken en de rol die ‘islamofoben’ aan de kaak te stellen. Dit werk is in het Engels vertaald, maar de term islamofobie is niet als zodanig in die vertaling opgenomen. In het Engels duikt de term voor het eerst in 1925 op (Stanley A.Cook,Chronicle. The history of religions, Journal of Theological Studies, n°25, 1924, p. 101-109, zonder verwijzing naar de Fransen) en later weer in 1976 (Georges C. Anawati, Dialogue with Gustave E. von Grynebaum, International Journal of Middle East Studies, vol. 7, n°1, 1976, p. 12). Het moge vanzelfsprekend zijn dat de term niet overal hetzelfde betekent en de term wordt bijvoorbeeld ook wel gebruikt om de angst van moslims tegenover islam aan te geven en dus niet alleen de angst van niet-moslims. Ook in oudere teksten wordt al aangegeven dat het argument van islamofobie soms wordt ingezet om kritiek op islam te blokkeren. Daarmee is de ontwikkeling van het begrip erg veelzijdig en niet altijd even helder net zoals dat ook het geval is met termen als homofobie en anti-semitisme.

Popularisering
De term lijkt pas echt bredere ingang te vinden (als vijandigheid van niet-moslims ten opzichte van moslims / islam) gedurende de jaren ’80 in Engeland ongeveer tegelijkertijd met de sterke groei van een anti-racisme vertoog in die tijd waarin vooral gefocused werd op zwarte burgers en racisme in Engeland. Tegelijkertijd werd ook, binnen de migrantengemeenschapen, de focus op hun etnisch-culturele achtergrond groter waarbij Pakistanen bijvoorbeeld werden gecategoriseerd als Asian en later ook als Muslim. De term islamofobie had dan ook voor moslims het voordeel zich in dat anti-racisme vertoog in te kunnen voegen en tegelijkertijd een aparte positie te kunnen claimen. Later na de Rushdie Affaire werd de focus op moslim belangrijker en won de term islamofobie verder aan populariteit, zeker toen in het 1997 gepopulariseerd werd door het rapport van deRunnymede Trust.

Het moet voor schrijvers als Bruckner en Vloet overigens niet zo moeilijk zijn geweest om dezelfde informatie op te duiken via google. Diverse Franse en Engelse sites geven dezelfde informtie, alleen de daadwerkelijke bronnen zijn iets moeilijker te achterhalen. Maar het is niet natuurlijk wel zo makkelijk om niet te zoeken of het gewoon niet te vermelden. Het idee dat het is verzonnen door Khomeiny (of all people!) is in veel stukken vaak de opmaat om te stellen dat islamofobie niet bestaat, niet zo erg is of een zoveelste voorbeeld is van moslims die lange tenen hebben en geen kritiek op islam dulden. Het is dan ook vaak het begin van een langer betoog om het hele begrip de prullenbak in te gooien. Dat is natuurlijk al per definitie onzin. Immers, aangezien ook anti-semitisme soms wordt gebruikt als afweer tegen Israël of als afweer tegen kritiek op het Jodendom, is er niemand die gaat beweren dat anti-semitisme daarom onzin is, niet bestaat of terecht is. Het is ook niet voor niets dat schrijvers die beweren dat islamofobie door de OIC of Khomeiny is uitgevonden nooit een equivalent van dat woord in het Arabisch of Farsi geven: dat bestaat namelijk niet. Er bestaan wel termen die erop lijken (meestal komen die neer op vijandigheid ten opzichte van islam), maar als Khomeiny en OIC gebruik hebben gemaakt van de term islamofobie dan hebben ze een Europees woord dat er al was gebruikt.

Er valt nog meer over te zeggen natuurlijk, maar van belang is dus dat de term geen recente term is en niet is uitgevonden om kritiek op islam onmogelijk te maken. En al helemaal niet door Khomeiny want die was als achtjarige in 1910 vast met heel andere dingen bezig.

Mythe twee: Islamofobie is angst voor islam

Wanneer mensen die aan het hele verschijnsel islamofobie twijfelen, de term gebruiken is dat meestal in termen van ‘angst’. Veel voorstanders van de term doen dat ook. Islamofobie zou dan een irrationele angst zijn voor islam net zoals mensen een irrationele angst kunnen hebben voor hoogte, spinnen, enzovoorts. Waar we in de vorige aflevering de mythe dat de term islamofobie bedacht was door Khomeiny of OIC om kritiek op islam te blokkeren makkelijk konden ontzenuwen, ligt het hier wat genuanceerder.

Het treinincident

Op 1 november 2005 worden twee mannen gearresteerd in een internationale trein naar Amsterdam. De andere passagiers hadden de politie gebeld, omdat de mannen (met verwijzing naar een ‘Arabisch uiterlijk’ en ‘djellaba’s) zich verdacht zouden gedragen en bijvoorbeeld met grote rugtassen samen een wc in zouden zijn gegaan. De trein werd stilgezet, alle passagiers moesten eruit en de twee mannen werden gearresteerd en gemaskerd afgevoerd. Uiteindelijk bleek het loos alarm en de mannen zijn gewoon vrij gelaten en er was helemaal geen sprake van terreurdreiging. Het incident vond plaats enkele maanden na de aanslagen in Londen, bijna een jaar na de moord op Van Gogh, ongeveer anderhalf jaar na de aanslagen in Madrid en wat meer jaren na Casablanca, Bali en 9/11.

Opvallend genoeg staat dit incident nog steeds op enkele plaatsen genoteerd als ‘terrorisme gerelateerd incident‘ terwijl het beter gerangschikt kan worden als een manifestatie van islamofobie. Is hier sprake van een irrationele angst? Jazeker, er was niks aan de hand. Maar is iemand daarmee ook islamofoob?  Het is wel een logisch idee gegeven het feit dat fobie staat voor (irrationele) angst en omdat dat idee ook is gepropageerd door de Runnymede Trust die de term islamofobie populair heeft gemaakt als begrip van afkeer van islam en moslims. En omdat angst natuurlijk wel degelijk een rol kan spelen. Maar het gaat hier niet (alleen) om een psychologische angst net zoals dat bij homofobie en xenofobie (waar dergelijke semantische discussies meestal niet over gevoerd worden) evenmin het geval is.

Het gaat hier om een sociale angst of sociale paniek waarbij en waardoor specifieke intolerante en gewelddadige handelingen van bepaalde moslims worden gezien als typisch en essentieel voor islam. Deze stereotype en stigmatiserende definitie van islam wordt daarbij van toepassing verklaard op alle moslims (en als ze daar niet aan voldoen dan zouden ze islam gewoon niet goed begrepen hebben). Nu worden moslims die terroristische acties plegen vaak afgeschilderd als haatbaarden, wordt de nadruk gelegd op uiterlijk en de taal die ze spreken en andere moslims die ook een baard dragen, een specifiek uiterlijk hebben en mogelijk Arabisch spreken raken verbonden met dat stereotype.

Islamofobie als sociaal-maatschappelijk fenomeen

Angst is daarbij slechts een deel van het fenomeen. Het gaat om angst, afkeer en vijandigheid ten opzichte van een eenzijdig en stigmatiserend beeld van islam en het idee dat die versie van islam alle ‘slechte’ handelingen en gedragingen van moslims zou verklaren omdat zij slechts zouden doen wat die stigmatiserende invulling van islam hen voorschrijft. Die stigmatiserende invulling wordt daarbij gebruikt om een onderscheid te maken tussen een ‘wij’ groep en moslims (zij, de Ander). Het gaat daarbij om het scheppen van een rooskleurig ideaalbeeld van ‘wij’ (als vrijheidslievend, nooit onschuldige burgers aanvallen, tolerant, ge-emancipeerd en niet gewelddadig) door moslims en/of islam als precies het tegenovergestelde af te schilderen. Dat maakt de moslims niet alleen anders, maar ook slechter. Of in ieder geval de islam is dan slechter en moslims die niet aan de stigmatiserende definitie van islam voldoen zijn in deze optiek slechte moslims [want doen niet wat de islam zou voorschrijven] maar goede geintegreerde [want bijna net als ‘wij’] burgers.

Islamofobie is daarmee geen psychologische term die iemands gemoedstoestand beschrijft, maar een sociaal-wetenschappelijke term die specifieke maatschappelijke processen van in- en uitsluiting ten opzichte van moslims beschrijft. Islamofobie is dus geen pathologische angst voor islam als religie, het is geen kritiek op islam, het is geen afkeer van moslims die terroristische daden verrichten, islamisten of welke andere groep dan ook die verbonden wordt met islam. Uiteindelijk gaat het om een geheel van vooroordelen, stereotypen en discriminatie van moslims die gebaseerd is op een eenzijdig negatieve en stigmatiserende invulling van islam. Na 9/11 is het politieke debat over moslims en islam steeds meer gedomineerd door thema’s als geweld en intolerantie en er is vrijwel geen politieke partij die islam (in deze abstracte vorm los van de context) niet ziet als probleem. Binnen die context is de actie van de medepassagiers in de trein volkomen logisch (want niet wil zeggen dat het ook goed is): in een context waarin mensen voldoen aan het stereotype haatbaard zoals dat door politiek en media verspreid wordt roepen de gedragingen van de mannen exact de stereotypes op van de gevaarlijke terrorist.

Angst als legitimering

De opvatting dat islamofobie angst is voor islam wordt daarbij ook nogal eens gebruikt als legitimering voor islamofobie. Er wordt gesteld dat islamofobie niet bestaat want angst voor islam is logisch (en daarmee niet irrationeel) of er wordt gesteld dat islamofobie goed is want angst voor islam is logisch. Daarbij wordt dan verwezen naar allerlei gewelddadigheden en andere vormen van intolerantie door moslims die vervolgens worden toegeschreven aan de essentie van islam waardoor het ook andere moslims betreft. Soms wordt gesteld dat afkeer van islam ok is, maar vandalisme van moskeeën en dergelijke worden gezien als uitingen van gekkies of extremisten en zouden dan niets met de negatieve invulling van islam te maken hebben.

We zien hier dezelfde loskoppeling van islam en moslims die we ook zien in het debat over islam. Het is een eenzijdige loskoppeling aangezien bepaalde daden van moslims (bijvoorbeeld van mensen die in Syrië vechten) gebruikt worden om aan te tonen hoe slecht islam zou zijn (en moslims en islam dus wel aan elkaar gekoppeld worden), maar daden tegen moslims zouden dus niets te maken met het stigmatiserende beeld van islam (dat zich uitstrekt naar moslims)? Een dergelijk argument zou ook betekenen dat haatzaaierij over islam geen gevolgen zou hebben op gedrag van mensen ten opzichte van moslims; je vraagt je af waarom mensen dan haatzaaien of kritiek uitoefenen op islam. Of zien ze alleen de gevolgen die zij als positief waarderen als consequentie van hun haatzaaierij en niet de negatieve gevolgen?

Naar een definitie

Nu is er onder islamofobie-onderzoekers behoorlijk wat verschil van mening over hoe islamofobie dan wel gedefinieerd moet worden. In deze kringen is men al lang afgestapt van het idee dat het (alleen) gaat om een pathologische angst, maar niet iedereen kwalificeert het direct onder racisme en er wordt ook gewezen op de rol van secularisering dat de positie van religie per definitie verandert. In het algemeen komen de meeste definities neer op het volgende: islamofobie is het construeren van een negatieve, generaliserende en essentialistische definitie van islam die leidt tot het maken van een hiërarchisch onderscheid tussen niet-moslims en moslims. Dit gebeurt om de moslims als groep te problematiseren op basis van hun religie.

Mythe drie: Islamofobie is geen racisme want….moslims / islam zijn geen ras!

Dat moslims / islam geen ras zijn, is alleen een zinnige opmerking als men daadwerkelijk gelooft dat de mensenwereld is onder te verdelen in duidelijk van elkaar te onderscheiden rassen. Dit is wetenschappelijk allang achterhaald. Waarom wordt het dan toch zo vaak herhaald?

Het standpunt ‘islam is geen ras’ moet op drie manieren worden begrepen. Allereerst is het een veroordeling van racisme zelf. Het is tegenwoordig in brede kring niet geaccepteerd om racistische standpunten te uiten; een sterk geïnternaliseerd idee dat er voor zorgt dat mensen ook oprecht beledigd kunnen zijn om de stelling dat men wél racistische standpunten huldigt.

Ten tweede gaat het uit van een modern begrip van religie als vrije keuze. Moslims kiezen voor islam en (zo zit er vaak achter) dat is een slechte zaak want moslims en islam (in hun abstracte generaliserende geheel) staan op gespannen voet met onze cultuur. Dus door het kiezen voor islam, kiezen ze niet voor integratie en meer nog bedreigen ze onze cultuur door de islamisering. En dat laatste is een slechte zaak want de ‘eigen cultuur’ is beter, superieur. We zien dus hier de paradoxale opvatting dat de ‘eigen cultuur’ superieur is aan islam, maar ook zeer kwetsbaar is ten opzichte van die islam. Om dat aan te tonen worden meestal voorbeelden getoond van zaken als eerwraak, vrouwenbesnijdenis en andere vormen van geweld, intolerantie en vrouwenonderdrukking die typisch zouden zijn voor islam.

Daarmee komen we aan een derde element, namelijk de opvatting dat datgene wat moslims doen het resultaat is van die islam, ongeacht de geloofsbeleving en -praktisering van het individu zelf. Ook dit is een paradoxale opvatting: enerzijds wordt islam gezien als kwestie van vrije keuze anderzijds wordt het label islam en moslims zo ingevuld én opgelegd dat de opvattingen en praktijken van moslims (behalve die het negatieve generaliserende beeld bevestigen) er totaal niet toe doen. Dat gebeurt in debat, beleid en in het dagelijks leven.

Islamofobie en macht: racisme

Het gaat bij islamofobie dus niet om het idee van ‘ras’, het gaat ook niet per se om vooroordelen en stereotyperingen maar om macht. Het doet er niet toe wat moslims van islam vinden en hoe men islam wel of niet praktiseert: men krijgt een bepaalde definitie van islam en moslim opgelegd die erop neer komt dat islam in essentie anders zou zijn dan de Nederlandse cultuur en dat leidt tot het maken van een onderscheid tussen moslims en anderen.

En daarmee zijn we wel degelijk terug op het terrein van racisme. In racisme theorieën hebben biologische en culturele (inclusief religieuze) argumenten altijd naast elkaar bestaan, maar na de Tweede Wereldoorlog zijn biologische argumenten naar de achtergrond gedrongen en zijn culturele argumenten juist versterkt. Racisme schept een verbeelding van de Ander op die ‘ons’ zou bedreigen op basis van angsten, symbolen, stereotypes, doemscenario’s. Het gaat het om het racialiseren van verschil door de dominante groep ten opzichte van de ondergeschikte groep. Met racialiseren bedoelen we dat we a) mensen indelen in categorieën b) dat we daarbij vooral aangeven wat verschillen tussen categorieën zouden zijn c) dat we die verschillen als logisch, natuurlijk en onveranderlijk zien en d) dat we die verschillen vervolgens generaliseren over alle individuen heen.

Omdat mensen van een ander ras zouden zijn, of van een andere cultuur, zijn ze anders en men handelt anders dan wij omdat ze van een andere cultuur zijn. Bij de nadruk op biologische argumenten gaat het dan om de zuiverheid van het ‘witte’ ras en bij de nadruk op cultuurargumenten gaat het om ‘behoud van de eigen cultuur’. Racisme is dus een vorm uitoefenen van macht over minderheden ten einde de status quo te handhaven.

Categorieën als ‘allochtoon’ worden nooit bedacht door de mensen over wie het gaat, maar altijd door de dominante groep. Het zijn nooit de migranten die bepalen of zij voldoende geïntegreerd zijn, dat is altijd de dominante groep. Het zijn nooit moslims die wel of niet bepalen of zij onderdeel zijn van integratiebeleid of anti-radicaliseringsbeleid; dat is altijd de dominante groep. Sterker nog, het doet er niet eens toe of mensen zich identificeren met het label moslim; als men afkomstig is uit specifieke landen (of hun ouders tot in de zoveelste generatie – hoezo vrije keuze?) dan wordt men in beleid, debat en in het alledaagse leven aangesproken als moslim.

Het witte voorrecht
Het categoriseren van islam en moslims op basis van een eenzijdige negatieve en generaliserende definitie zorgt er tevens voor dat beschuldigingen van racisme en discriminatie weggelachen of gewoonweg ontkend worden. Doordat men geassocieerd wordt met terrorisme bijvoorbeeld worden moslims niet als slachtoffer gezien maar als dader en het maken van onderscheid tussen moslims en anderen krijgt daardoor een zekere legitimiteit en vanzelfsprekendheid: het is immmers hun eigen schuld en het is logisch om bang te zijn van moslims.

Waar de dominante groep dus de overhand heeft, worden tegelijkertijd beelden geschapen van de Ander die de puurheid van het witte ‘ras’, de Westerse cultuur of ‘onze kernwaarden’ zou bedreigen. Islamofobie is daarmee, net zoals anti-semitisme, een vorm van racisme die echter verhuld wordt door te stellen dat het om cultuur of religie gaat. Daarmee kan men redelijk ongestraft allerlei generaliserende opmerkingen maken over een grote groep mensen, kan men van alle moslims eisen afstand te nemen van de daden van een kleine groep en kan men stellen dat moslims die niet voldoen aan het schrikbeeld dat we hebben geschapen van islam ‘taqiyya’ plegen of gematigde moslims zijn terwijl er geen gematigde islam is.

Met andere woorden door te stellen dat islam geen ras is, kunnen we van moslims racialiseren maar dan in culturele termen. Aangezien racisme ook nog eens vooral geassocieerd wordt radicaal-rechts en de daarbijbehorende rabiate uitingen over joodse, zwarte en islamitische burgers, is het voor meer mainstream opinieleiders ook nog eens mogelijk van dergelijke praktijken afstand te nemen en tegelijkertijd te negeren dat racisme nog steeds een centraal onderdeel is van de Westerse natie-staat door witte mannen als uitgangspunt en norm te nemen waar anderen zich aan aan dienen te passen. Zo houden we het beeld van de tolerante, vreedzame en superieure witte burger in stand.

Mythe vier: Islamofobie is niet dodelijk

Kamal Raza Butt
Marwa el-Sherbini
Mohamed Aadan
Deah Shaddy Barakat
Yusor Mohammad Abu-Salha
Razan Mohammed Abu-Salha
Sunando Sen
Mohammed Saleem
Balbir Singh Sodhi
Enver Şimşek
Abdurrahim Özüdoğru
Süleyman Taşköprü
Habil Kılıç
Mehmet Turgut
İsmail Yaşar
Theodoros Boulgarides
Mehmet Kubaşık
Halit Yozgat
Michèle Kiesewetter

Deze namen zullen slechts weinigen iets zeggen. Het is een absoluut onvolledige lijst van dodelijke slachtoffers van islamofoob racistisch geweld in de laatste 10 jaar in Europa. Maar islamofobie is toch niet dodelijk?

Dit is een opvallend en redelijk vaak terugkerend argument dat gerelateerd is aan andere argumenten: islamofobie is slechts angst of kritiek op islam. Maar ook onder moslims hoor ik het wel eens: ‘Hoe lang moet het nog duren voordat er doden vallen?’ Nou die zijn er dus al.

Opvallende uitspraken gezien de terreuraanslag door Breivik; weliswaar was die niet gericht op moslims en islam maar wel tegen moslims en islam zoals we in zijn manifest kunnen lezen. Het was gericht op jonge linkse mensen omdat links veel te voorkomend was ten opzichte van islamisering en multiculturalisme. In Duitsland hebben we de NSU gehad met een serie dodelijke aanvallen op Turkse Duitsers, in België een radicaal-rechtse groep die plannen had om moslims aan te vallen en waar ook Nederlanders bij betrokken waren en in Engelandbomaanslagen op moskeeën, een moord in Londen, een dodelijke aanslag op een man in Birmingham en nog een hele lijst van mogelijk racistische islamofobe aanvallen. Verder is het een nogal Europees argument gezien het islamofobe karakter van de etnische zuivering in Birma tegen de Rohingya moslims onder leiding van een boeddhistische monnik en in de VS de dood van Sikh omdat hij voor moslim aangezien werd (ja ook bij cultuurargumenten speelt het uiterlijk een rol) en ook meer recent nog een Indiase Amerikaan.

Parkeerproblemen

Denk ook recent aan de moord op drie jonge moslims in Chapel Hill, VS. Daarbij zien we iets interessants. In veel kringen die uitblinken in allerlei islamofobe argumenten en gedrag wordt gesteld dat het hier niet gaat om islamofobie maar om een uit de hand gelopen geschil om een parkeerplaats. Dat laatste is ook het geval, maar dat wil nog niet zeggen dat er niet ook sprake is van islamofobie. Een moord als deze is zelden eenduidig en een dader heeft vrijwel altijd meerdere motieven om specifiek deze slachtoffers uit te kiezen. Het is wel duidelijk dat de man zeer tegen islam en zeer tegen religie in het algemeen was en het uitsluiten van een islamofoob motief is dan ook bijna lachwekkend. Het gaat er ook niet om of het islamofoob is of een parkeergeschil, het gaat erom dat beiden een rol spelen. Degenen die hier heel stellig islamofobie ontkennen kunnen misschien zelfs een punt hebben, maar waar het bij hen om gaat is dat moslims altijd het nadeel van de twijfel krijgen. Niet alle moorden op moslims door witte mensen zijn islamofoob, maar sommigen zogenaamde islamcritici leggen dat structureel zo uit dat racisme en islamofobie uit het plaatje verdwijnen en ze hun eigen ideaalbeeld van een racismevrije witte samenleving en islamkritiek kunnen hooghouden.

Natuurlijk kan het zeer goed zijn dat een bepaalde daad niet alleen terug te voeren is op islamofobie. Sterker nog, dat is bijna altijd het geval zoals dat ook bij terroristische zaken het geval is of bij moord en verkrachting. Waarom dat specifieke doelwit, waarom op dat moment? Dat wordt bijna nooit verklaard door slechts één motief, maar is altijd een samenspel van meerdere motieven, aanleidingen en gelegenheid op dat moment. Dat is bij islamofobe moorden en fysieke aanvallen dus net zo goed het geval. Verklaringen van daders, slachtoffers en getuigen daarover zijn daarbij ook zelden eenduidig en volledig, maar worden bij islamofobe aanvallen vaak uitgelegd zodat het racistische islamofobe motief uit beeld verdwijnt of wordt gebagatelliseerd.

De vrouw als symbolisch slagveld

Iets dergelijks zagen we ook bij de moord op Marwa el-Sherbini. Wie? Ja juist, Marwa el-Sherbini. We kunnen de moord reduceren tot het aanvankelijk geschil op een kinderspeelplaats, maar de dader noemde haar niet voor niets ‘Moslim trut’, ‘terrorist’ en ‘islamist’. Aanvankelijk was er nauwelijks aandacht en al helemaal niet voor het islamofobe motief. En in Nederland is er de zaak van Mohamed Aadan. In Frankrijk werd een zwangere vrouw aangevallen vanwege het feit dat ze moslim was en zij verloor vervolgens haar baby. Het is overigens niet voor niets dat vrouwen vaak het slachtoffer zijn van agressieve vormen van islamofobie. Zij nemen vaak een centrale plek in in islamofobe retoriek en vormen een belangrijk symbool waarom islam anders zou zijn dan ‘onze’ cultuur. Aangezien het vaak plaats heeft temidden van een islamofobe retoriek is die focus op vrouwen dan ook niet zozeer een bezorgdheid en boosheid om de positie van vrouwen, maar boosheid, angst en bezorgdheid over islam. De vrouw is niet meer dan een symbool in die retoriek en die kan dan ook ‘gebruikt’ worden: enerzijds als argument tegen de islam en anderzijds als focus van fysieke agressie.

Bij veel van die aanvallen zien we hoe de kreten en motiveringen van de aanvallers gerelateerd zijn aan de gemiddelde vertogen over moslims onder politici en in diverse media: ‘terrorisme’, ‘islamisme’ en moslims als een groep die hier eigenlijk niet thuishoort. Zo zien we ook dat in Frankijk vlak na het racistische en seksistische verbod op de gezichtssluier vrouwen aldaar het slachtoffer werden van verbale en fysieke aanvallen. Het zijn dat soort vertogen en beleidsmaatregelen die voortdurend terugkomen als de context waarin de aanvallen plaatsvinden, als vergoelijking en als argument om het hele fenomeen islamofobie te ontkennen of te bagatelliseren. In die zin wordt het dus tijd dat we ons eens afvragen in hoeverre en op welke manier islamofobe beleidsmaatregelen, debatten en specifieke uitspraken bijdragen aan eenklimaat waarin het leven van moslims in gevaar is en waarin hun dood minder waard lijkt dan dat van andere burgers. We kunnen deze doden immers ‘islamkritische’ incidenten noemen, maar ze hebben toch echt te maken met islamofobie.

Mythe vijf: Islamofobie bestaat niet

De stellingen dat de term islamofobie een uitvinding is van Khomeiny of van de OIC (nee dus), dat islamofobie geen racisme is (fout, maar…), dat islamofobie slechts zou slaan op een (logische) individuele angst (nee dus) en dat islamofobie niet dodelijk is (helaas wel), leiden velen tot de misvatting dat islamofobie niet bestaat. Dit betekent dat er drie vormen van oppositie tegen de term islamofobie zijn: 1) islamofobie is geen valide categorie (naast anti-semitisme en anti-zwart racisme) want het fenomeen bestaat simpelweg niet omdat er geen discriminatie plaatsvindt van moslims omdat ze moslims zijn. 2) islamofobie is een logische en zelfs begrijpelijk antwoord op (radicale) islam. En 3) Islamofobie zou slechts een tactische term zijn om kritiek op islam onmogelijk te maken en dan volgt er meestal een riedeltje waarin ergens de uitdrukking ‘vrijheid van meningsuiting’ voor komt.

Kritiek op islam en islamofobie

Maar op zich is dat laatste natuurlijk volstrekte onzin. Er is niemand die zal beweren dat je een islamofobe uitspraak doet wanneer je kritiek hebt op de jihaddoctrine in islamitische theologie of op het onderscheid dat in islamitische wetten gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen, gelovigen en ongelovigen en de mogelijkheid tot lijfstraffen. Wel heb je een heleboel mensen die zeuren (want dat is het) dat je zulke dingen vast niet mag zeggen over islam omdat je dan beschuldigd wordt van islamofobie. Maar niemand doet dat dus al is het maar omdat we al ruim 15 jaar schreeuwen over islam en pas de laatste 3 jaar de term islamofobie heel minimaal ingeburgerd is geraakt.

Het is(indachtig de eerder gegeven definitie) pas islamofobie wanneer je, bijvoorbeeld, stelt dat gegeven het feit dat de islamitische tradities doctrines kennen over jihad, moslims anders zijn en/of dat je daarom moslims anders moet behandelen dan anderen. Het is islamofobie wanneer je op generaliserende wijze stelt dat het Westen superieur is aan islam (en dus moslims), het is islamofobie wanneer je stelt dat er geen moskee mag komen want er is genoeg islam of islam/moslims hebben al voor ellende gezorgd, het is islamofobie wanneer je stelt dat angst voor islam en alle moslims logisch of terecht is omdat er moslims zijn die terroristische aanslagen plegen, het is islamofobie wanneer je stelt dat de term islamofobie aanstellerij is omdat er andere moslims zijn die christenen en joden vervolgen, het is islamofobie wanneer je stelt dat moslims moeten integreren vanwege islam, het is islamofobie wanneer je stelt dat moslims minder rechten zouden moeten krijgen wegens islam/moslims, het is islamofobie wanneer je stelt dat een moslim liegt wanneer hij/zij zegt dat islam vrede is want volgens jouw interpretatie is islam dat niet en moeten moslims dus anders behandeld worden, enzovoorts.

Macht en definities

Waar het om gaat is dat islamofobie niet gewoon een uitdrukking is van haat of afkeer jegens moslims en islam. Islamofobe uitingen, gedragingen en beleidsmaatregelen definiëren islam en moslims zo dat de manieren waarop moslims zelf islam en moslimidentiteit definiëren er nauwelijks nog toe doen. Behalve wanneer ze de islamofobe definities ondersteunen.

Islamofobie kan zich uiten door verbale en fysieke aanvallen op personen en instituties die als islamitisch en moslim gezien worden. Islamofobie kan zich ook manifesteren in beleid en politiek waarbij degenen die als moslim benoemd worden een andere behandeling krijgen dan degenen die daar niet onder vallen of (en dit is een veel voorkomende) wanneer hun recht op gelijke behandeling niet even vanzelfsprekend en nadrukkelijk verdedigd wordt als bij anderen. Islamofobie doet zich ook voor bij incidentele en systematische demonisering van moslims en islam bijvoorbeeld in relatie tot specifieke handelingen van mensen die als typisch islamitisch gezien worden (denk aan de bespiegelingen dat de massamoord in Noorwegen door Breivik een aanval van moslims was gezien de gebruikte tactiek).

Wanneer als gevolg van deze islamofobe uitingen er specifiek beleid komt gericht op moslims of wanneer, zoals in het integratiebeleid, gevoelens van aversie jegens moslims en islam gebruikt worden om een specifieke focus op islam en moslims te rechtvaardigen, valt dat ook onder islamofobie. Of bijvoorbeeld wanneer die islamofobe manifestaties ertoe leiden dat moslims in de bureacratie (bijvoorbeeld bij aangifte van discriminatie) of in de rechtbank minder goed behandeld worden dan anderen. Het gaat er om dat er een extra last op de schouders van moslims wordt gelegd die niet op anderen wordt gelegd.

Islam en vrije keuze

Nu kunnen we stellen dat moslim zijn een keuze is en dat hun positie daarmee per definitie afwijkt van andere groepen die het slachtoffer zijn van anti-semitisme, racisme, seksisme, xenofobie of homofobie. En ten dele is dat zo. Maar dat is niet het hele verhaal. Voor debatten over islam en moslims, voor het beleid, en voor alledaagse vormen van discriminatie doet het er niet veel toe wat de positie van het individu is. Specifieke groepen zoals Marokkaanse, Turkse en Iraanse Nederlanders worden vaak als moslim gezien. Deels gebaseerd op het idee van hun herkomst, deels gebaseerd op basis van uiterlijk (huidskleur of kleding), deels op basis van specifieke gewoonten. Met andere woorden individuen worden gedefinieerd en gemarkeerd als moslim op basis van hoe anderen specifieke signalen en kenmerken lezen als signalen van moslim zijn en islam.

Hun lichamen en gewoonten worden als het ware gemarkeerd met een highlighter die het woord islam op hun voorhoofd schrijft. Het idee van vrije keuze doet er niet toe dus en is ook vaak een schijnargument want een andere islamofobe kritiek op islam is dat islam onderdrukkend is en dat, met name vrouwen, onderdrukt worden. Dan geldt het argument van de vrije keuze ineens niet meer. De geschiedenis laat ook zien dat zelfs als moslims zich bekeren tot bijvoorbeeld christendom, ze nog steeds slachtoffer kunnen worden van systematische vervolging van moslims omdat ze moslim zijn zoals tijdens en na de val van Granada in 1492. Maar ook meer recent (en gelukkig minder gewelddadig) zien we hoe moslims een specifieke categorie zijn in het integratiebeleid (ook al zijn we inmiddels bij derde generatie moslims van na de Tweede Wereldoorlog men geldt toch nog als buitenstaander) zonder dat de definitie van het individu zelf ertoe doet.

Islamofobie is daarmee deels vooroordelen en stereotyperingen, maar ook deels een geheel van interventies en categoriseringen door overheidsinstanties, politici en opiniemakers die moslims in het geheel eruit pikken als specifieke groep waarvoor specifieke maatregelen nodig zijn. Islamofobie is daarmee deels gebaseerd op emoties (angst en haat), op religieuze en culturele argumenten (islam is heidens of islam is strijdig met democratie of moslims zijn geen Nederlanders) en deels een vorm van machtspolitiek.

Vijf mythen over islamofobie – Deel 6: Naar een onderzoeks- en discussieagenda

Het moge helder zijn dat een groot deel van de kritek in het publieke debat op het begrip islamofobie volstrekte onzin, vaak lachwekkend is of zelf islamofoob van aard is. En al zouden er duizenden moslims in Europa zijn die niet-moslims aanvallen, dan nog is het een aantasting van de burgerrechten van individuele moslims als die daden gebruikt worden om een onderscheid te maken tussen enerzijds alle moslims en andere burgers. Het gaat dan bij onderzoek naar islamofobie ook niet zozeer om het beschermen van religie, maar om het beschermen van de burgerrechten van iedereen dus ook moslims. Iedere andere suggestie is in feite onzinnig en aangezien het al zo vaak is weerlegd ook gewoon leugenachtig. Kritiek op islam is geen probleem zolang het niet neerkomt op het demoniseren van moslims en/of het maken van onderscheid tussen moslims en anderen.

Islamofobie en kritiek
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle kritiek op het begrip islamofobie onterecht is of uit de lucht komt vallen. Er is ook onder serieuze onderzoekers onduidelijkheid over de theoretische onderbouwing van het begrip, de relatie met fenomenen als racisme, secularisering en securitisering bijvoorbeeld. Maar de discussie heeft natuurlijk niet alleen daarmee te maken temeer er in de laatste 10 jaar juist veel vooruitgang is geboekt op dit terrein door studies als die van Ineke van der Valk in Nederland en Chris Allen in Engeland, een wetenschappelijk journal gewijd aan islamofobie en diverse vooraanstaande wetenschappelijke journals die speciale thema-issues hierover hebben uitgebracht. De discussie heeft ook te maken met de wijze waarop het opduikt in een toch al hevig debat over de positie van moslims en islam, racisme, sociale cohesie en nationale veiligheid.

Islamofobie wordt dus niet alleen verworpen als term vanwege conceptuele onduidelijkheden waardoor er onduidelijkheid is wat nu precies wel of niet tot islamofobie gerekend kan worden, maar ook omdat er een discussie loopt in hoeverre discriminatoire opvattingen en gedragingen jegens moslims een probleem vormen.

Islamofobie en activisme
Deze bedenkingen brengen het dubbele karakter van islamofobie naar boven. Enerzijds is islamofobie (net als anti-semitisme en anti-zwart racisme) een term die gebruikt om processen van in- en uitsluiting te analyseren en anderzijds is het een term (net als anti-semitisme en anti-zwart racisme) die gebruikt wordt om te moraliseren en te mobiliseren: islamofobie moet (net als anti-semitisme en anti-zwart racisme) aan de kaak gesteld worden (benoemen!) en bestreden worden. Het politieke gebruik van de term is dus aanwezig bij zowel voorstanders als tegenstanders van de term. Dat is een vraagstuk dat moeilijk op te lossen is. En deels ook onwenselijk is om op te lossen.

Het is immers op z’n zachtst gezegd nogal vreemd om te spreken over islamofobie zonder moslims in het publiek te hebben als ervaringsdeskundigen. En net als bij anti-semitisme en anti-zwart racisme leert de geschiedenis ons ook dat het bestrijden van deze fenomenen door ze op de politieke agenda te krijgen, altijd alleen op het conto van de betrokken groepen zelf is te schrijven. Dat zaken als islamofobie, anti-semitsme en anti-zwart racisme op de politieke agenda staan (hoe marginaal ook) is vrijwel nooit te danken aan witte onderzoekers en commentatoren, maar altijd door activisten uit die groepen zelf. Het op de agenda proberen te krijgen van islamofobie is dan ook vooral geen teken van slachtofferschap, maar een teken van mondigheid en emancipatie van een minderheid. Het buitensluiten van het activisme door onderzoekers zou die emancipatie alleen ondermijnen en dat kan ook niet de bedoeling zijn. Het ontkennen van islamofobie is daarentegen niets minder dan het ontkennen van de burgerrechten van moslims en een poging om activisten de mond te snoeren.

Naar een onderzoeks- en discussieagenda
De vermenging van het analytische met het activistische maakt de discussie ingewikkeld, maar ook los daarvan zijn er nog wel kwesties die bekeken moeten worden. Die gaan vooral over een verdere verfijning van het begrip. We dienen namelijk maar beter te stoppen dan in discussie te gaan met mensen die vinden dat islamofobie begrijpelijk is, terecht is of onbestaand. Dat is verspilde tijd aangezien wetenschappelijk onderzoekers en activisten al lang veel verder zijn. Dat wil niet zeggen dat we niet kritisch moeten kijken naar het gebruik van de term en hoe deze in debatten gebruikt wordt. Een verdere verfijning van het begrip is daarvoor noodzakelijk. En hier volgen enkele suggesties daarvoor, in navolging van mijn Noorse collega Sindre Bangstad:

Het is belangrijk om te zien dat er variaties in islamofobie zijn. De islamofobe teksten en handelingen van sommige commerciële websites zijn anders dan die van politieke sites en ook weer anders dan we in beleid en politiek kunnen terugvinden of in de uitvoering van beleid. Een onderscheid in commerciële, politiek-populistische, extremistische, politiek-bestuurlijke en institutionele islamofobie zou daarom welkom zijn.

Islamofobie is geen exclusief Westers gegeven. We vinden het ook terug in bijvoorbeeld India, Birma, de Centraal-afrikaanse Republiek en Brazilië. Meer discussie en onderzoek naar islamofobie in vergelijkende zin (ook binnen Europa) zou meer inzicht geven hoe de verschillende variaties van islamofobie in verschillende contexten werken.
Islamofobie staat zelden op zichzelf en gaat vaak gepaard met andere vormen van in- en uitsluiting zoals seksisme, anti-zwart racisme en vormen van xenofobie. De verhouding hiertussen zou beter onderzocht dienen te worden. Enerzijds is islamofobie een vorm van racisme, maar anderzijds wijkt het wel degelijk af van anti-zwart racisme of anti-semitisme.

De relatie tussen islamofobie, securitisering (een proces waarbij politieke en beleidsdebatten steeds meer gaan over het risico op onveiligheid, ook in het bijzonder in relatie tot islam) en secularisering (waarbij angst / afkeer voor religie in het algemeen een rol speelt) dient nader bekeken te worden. Het gaat hierbij om ontwikkelingen waarbij de positie van religie een rol speelt in termen van dreiging en sociale cohesie, maar die ook weer niet helemaal tot elkaar te herleiden zijn. Daarbij hoort dan ook de vraag in hoeverre islamofobie (maar bijvoorbeeld ook anti-zwart racisme) een integraal onderdeel is van een liberale samenleving, de natie-staat en de nadruk op consensus, sociale cohesie en veiligheid.

Vijf mythen over islamofobie stond eerder al op het blog van Martijn de Koning.