Ahmed Marcouch, een politieke biografie

03-03-2014 14:01

dossier_marcouch_530

Marcouch was tijdens zijn werkbezoeken ook altijd bezig met het slopen of sturen van de ‘oude structuren’. Hij wilde de welzijnssector tot actie te bewegen, in plaats van ‘lekker de gordijnen dicht trekken, koffie drinken en een beetje babbelen’, zoals hij de activiteiten van sommige zelfhulporganisaties in zijn stadsdeel omschreef. 

‘Het was Marcouch een doorn in het oog dat zo’n beetje elke grote etnische groep zijn eigen vrouwenorganisatie had. Waarom werden ze gesubsidieerd?’

 

Elk bezoek, elke bijeenkomst, elk debat, was een gelegenheid om te sturen en te beïnvloeden. Hij bezocht bijvoorbeeld alle gesubsidieerde allochtone vrouwenorganisaties bezoeken die zich door de jaren heen in het stadsdeel genesteld hadden. Het was hem een doorn in het oog dat zo’n beetje elke grote etnische groep zijn eigen vrouwenorganisatie had. Waarom was dat eigenlijk? Waarom allemaal een aparte ruimte? Waarom werden ze gesubsidieerd? Wat deden ze en boekten ze resultaten?  

Bestrijden van religieuze waandenkbeelden

Terwijl Marcouch door zijn critici vaak werd beschuldigd van islamitische zendingsdrang was hij in de dagelijkse praktijk juist voortdurend bezig met het bestrijden van religieuze waandenkbeelden, muzelmanische hersenkronkels, homofobie, antisemitisme en de onderdrukking, vernedering en mishandeling van moslimvrouwen. Ik ging mee met Marcouch, toen hij in het toenmalig buurtcentrum Orion in Overtoomse Veld-Noord kennis ging maken met drie dames van een Turkse vrouwenorganisatie.

De drie vrouwen waren kleurig gehoofddoekt en hadden jonge kinderen. Dit waren geen bedeesde vrouwen. Ze koesterden weliswaar zeer conservatieve en deels bedenkelijke opvattingen, zo bleek tijdens het gesprek, maar ze behoorden niet tot het meest radicale en reactionaire deel der moslims. Ze waren slim en al besmet met de Hollandse mondigheid. Ik schatte ze begin dertig. Twee van hen spraken uitstekend Nederlands en voerden het woord. Ik noem ze hier Aysim en Nilay. De derde durfde haar mond niet open te doen, maar bleek later eveneens heel behoorlijk Nederlands te spreken.

Aysim hield een inleidend praatje en vertelde over de activiteiten van de Turkse vrouwenorganisatie. De vrouwen gaven vooral voorlichting, zo bleek. Waarover voorlichting werd gegeven werd me niet duidelijk. Tijdens de dialoog die zich vervolgens ontspon gaven ze voorlichting over die andere werkelijkheid in Overtoomse Veld, waar de meeste bestuurders en politici totaal geen weet van hebben.

De man is de baas

Het was aan de vooravond van de ramadan en al meteen bleek dat er eigenlijk nog tien andere Turkse vrouwen aanwezig hadden moeten zijn, maar dat die het te druk hadden omdat ze koekjes aan het bakken waren voor de ramadan. ‘Ik begrijp niet waarom die vrouwen niet gekomen zijn,’ stak Marcouch van wal. ‘Dit lijkt me toch heel wat belangrijker dan koekjes bakken. Koekjes bakken kun je ook op een ander moment, als je al koekjes moet bakken.’
De dames waren enigszins onthutst door deze opening van hun stadsdeelvoorzitter.
‘Veel van onze vrouwen mochten hier eerst niet komen,’ vertelde Aysim. ‘Toen wij begonnen kwamen de mannen mee. Toen duidelijk werd dat hier alleen maar vrouwen  kwamen mochten ze komen. De helft van de vrouwen komt nooit ergens anders, want ze mogen niet zonder hun man buiten komen. U bent ook moslim. U weet dat mannen altijd bang zijn.’
‘Nee, dat weet ik niet,’ zei Marcouch. ‘Ook al ben ik dan ook een moslim. Waar zijn die mannen dan bang voor? Dat hun vrouwen weglopen of zo? Heb jij ook zo’n man?’
Aysim aarzelde: ‘Nou…Dat was een langzame ontwikkeling.’
‘De man is de baas in het huwelijk?’
‘Ja. De man is de baas,’ antwoordde Aysim.
‘Veel moslimvrouwen komen door deze houding van de mannen niet of nauwelijks buiten,’ zei Marcouch. ‘Ze zitten maar thuis en raken geïsoleerd. Hoe breed is dit beeld volgens jullie?’
‘Ik denk dat veel vrouwen daar zelf voor gekozen hebben,’ antwoordde Aysim.

‘We moeten ook de brede cultuur van stilzwijgen over huiselijk geweld en mishandeling in Marokkaanse en Turkse kring doorbreken’

Aysim vertelde vervolgens een verhaal dat exact het tegendeel aantoonde. ‘Mijn moeder kwam alleen buiten de deur om boodschappen te doen en mocht uitsluitend onder begeleiding van mijn vader op straat komen,’ vertelde ze, ‘Als ik naar buiten wilde moest ik zelf ook jarenlang toestemming aan mijn man vragen. Toen ik wilde studeren kreeg ik geen toestemming van mijn man. Mijn man was bang dat ik meer kennis zou krijgen dan hij en dat ik hem niet meer zou gehoorzamen. Ik zei toen: “In Nederland hebben vrouwen ook rechten. Vrouwen mogen hier studeren.” Toch heeft mijn man mij nooit toestemming gegeven om te gaan studeren.’

Nilay vertelde me tijdens een later gesprek dat zij haar jeugd doorbracht in de Pijp en dat haar vader het niet nodig vond dat zijn meisjes naar school gingen en onderwijs genoten. Hij hield al zijn dochters gedurende de hele middelbare schooltijd gewoon thuis. Daardoor leerde Nilay pas na haar achttiende Nederlands spreken.

Iedereen heeft een uitkering

‘Hoeveel vrouwen die hier komen hebben een baan?’, vroeg Marcouch.
‘Iedereen heeft een uitkering. Wij ook,’ zei Aysim.
‘En de mannen?’ vroeg Marcouch.
‘De mannen hebben ook bijna allemaal een uitkering.’

Nilay sneed een onderwerp aan, dat haar kennelijk nogal dwars zat. ‘Ik heb een Marokkaanse vriendin van ongeveer veertig en haar man heeft haar ingeruild voor een jonger exemplaar. Dat komt steeds vaker voor, ook bij ons. En die moeders moeten de kinderen dan alleen opvoeden.’
‘Een mooiere vrouw?’, vroeg Marcouch.
‘Dat weet ik niet. Een islamitische vrouw kijkt nooit in de spiegel,’ antwoordde Aysim. ‘Je kunt je eigen man nooit volledig vertrouwen. Ik ken veel voorbeelden van mannen die een jongere vrouw hebben genomen. Aan de andere kant is het ook de schuld van die vrouwen. Ze kunnen niks, ze weten niks en ze spreken geen Nederlands.’
‘Zou jij zelf niet weer naar school willen? Zou je niet willen werken? Volgens mij ben je heel intelligent en zou je dat best kunnen,’ zei Marcouch.
‘Ik zou heel graag naar school willen, maar dat mag dus niet van mijn man,’ antwoordde Nilay.

Ook Aysim zou wel willen studeren. ‘Ik wil graag dat meer Turkse en Marokkaanse vrouwen gaan studeren en werken,’ vervolgde Marcouch. ‘Ik ben heel hard bezig om dat te stimuleren. Ik heb een zusje dat heel jong trouwde, haar opleiding niet afmaakte, maar nu de draad weer opgepakt heeft. Zij is alsnog  gaan studeren. Het kan dus. Venten jullie zulke ideeën ook uit hier of blijft het bij koekjes bakken?’ 
‘Ja dat doen we. Maar de meeste vrouwen willen gewoon niet studeren en werken,’ zei Aysim. ‘Een ander probleem is dat veel Turkse vrouwen snel afhaken.’

Huiselijk geweld

‘Moeten jullie niet meer gaan doen?’, vroeg Marcouch aan de Turkse vrouwen. ‘Moeten jullie niet gaan zorgen dat die vrouwen naar school gaan en gaan werken? Moeten jullie niet gaan zorgen dat dit een echte baan wordt, in plaats van een gesubsidieerd vrijwilligersbaantje van drie middagen? Straks komt die midlifecrisis, word je door je man verlaten en zit je alleen thuis. En wat ga je dan met je leven doen?’
Nou, dat wisten de dames zo net nog niet. Dat zou hun toch niet overkomen? Ze waren  duidelijk geschokt.
‘We moeten deze cultuur doorbreken, dat de vrouw altijd thuis moet zitten en aan haar man moet gehoorzamen,’ zei Marcouch. ‘We moeten ook de brede cultuur van stilzwijgen over huiselijk geweld en mishandeling in Marokkaanse en Turkse kring doorbreken. Zo van: “Heb je een klap van je man gehad? Oh…Dat hoort erbij hoor! Niet zeuren, liefje. Je moet blij zijn dat je een man hebt.”

‘Deze mannen zeggen: “De moslims hebben een superieure godsdienst. Moslims zijn zelf ook superieur en de kafirs zijn minderwaardig. De moslims komen in het paradijs, de kafirs zullen in de hel branden.”‘

Aysim plooide een brede lach op haar gezicht: ‘Ah! Dat is heel herkenbaar voor ons. Bij de Turken gaat dat ook zo.’
‘Ik weet dat heel veel Turkse en Marokkaanse vrouwen wel weg zouden willen bij hun man,’ zei Marcouch. ‘Maar ze blijven toch veertig jaar een slaaf van hun man. Volgens mij zijn jullie in de positie om daar wat aan te veranderen. Zijn jullie niet veel te veel naar binnen gericht? Lekker de gordijnen dicht trekken, koffie drinken en een beetje babbelen?’
‘Welnee,’ zei Nilay. ‘Moeten wij soms onze vrouwen ook gaan leren fietsen, zoals Fatima Sabbah dat doet met de Marokkaanse vrouwen?’
‘Dat Fatima die vrouwen leert fietsen is juist uitstekend,’ zei Marcouch. ‘Die vrouwen worden mobiel. Ze krijgen meer vrijheid en worden minder afhankelijk van hun man en krijgen ook nog eens beweging. Wat wil je nou nog meer? Zeggen jullie wel eens tegen jullie vrouwen hier: “Sta eens op uit je stoel! Ga eens wat met je leven doen!”?’
De vrouwen zwegen. Hun stilzwijgen vertelde meer dan duizend woorden. Dit was gewoon geen leuk gesprek meer en dat beviel ze duidelijk niet.

Nederlands leren

De Turkse vrouwen spraken over de Nederlandse taallessen die in de buurt gegeven werden. Marcouch stimuleerde de basisscholen in de wijk om taalonderwijs voor de moeders in de buurt op te zetten. Die taallessen werden gegeven door professionele docenten en niet door vrijwilligers, zoals jarenlang gebeurde. In de praktijk betrof het volwassenenonderwijs voor uitsluitend allochtone vrouwen. Niet dat de mannen geen taalonderwijs nodig hadden, maar ze verdomden het om te komen. Maar met die taalcursussen was ook van alles mis volgens de Turkse dames. De Turkse dames vertelden verontwaardigd dat een taaldocent wilde dat de vrouwen de krant gingen lezen. Dat vonden ze zo’n belachelijk idee. Wie ging er nou in vredesnaam een krant lezen?
‘Nou dat lijkt mij anders een uitstekend idee,’ wierp Marcouch tegen. ‘Als je de krant leest leer je over wat er hier in Nederland gebeurt. Je moet ook naar de Nederlandse televisie kijken en niet naar al die Turkse satellietzenders. Je woont in Nederland en niet in Turkije. Ik vind de Nederlandse taalcursussen heel belangrijk. Daarom wil ik professionals. Als een professional het niet goed doet kan ik hem namelijk ontslaan. Een vrijwilliger niet.’
‘Maar als je nou helemaal geen Nederlands kent kun je toch niet de krant lezen?’, zei Nilay.  
‘Dan word je gedwongen om Nederlands te gaan leren. Daar gaat het nou juist om, snap je?’, zei Marcouch. ‘Veel Marokkaanse en Turkse vrouwen zeggen: “Mijn hoofd is al oud. Ik kan geen Nederlands meer leren.” Ik accepteer dat gewoon niet. Je moet gewoon de taal leren. Ik heb geen begrip voor allochtonen die geen of slecht Nederlands spreken. Er is gewoon helemaal nooit een excuus.’
De dames zwegen bedremmeld.  

De ongelovigen zullen in de hel branden

‘Doen jullie wat tegen de religieuze radicalisering hier?’, vroeg Marcouch aan de Turkse vrouwen.  Nee, dat deden ze niet. Ze hadden er zelfs nooit over nagedacht. 
‘Ik weet dat een deel van de moslimmannen hier in de wijk de voedingsbodem voor radicalisering legt. Deze mannen voeden hun kinderen met heel foute ideeën op. Deze mannen zeggen: “Als mijn vrouw mij niet gehoorzaamt, komt zij in de hel.” Deze mannen zeggen: “Als onze vrouwen buiten komen, worden zij vervloekt bij elke stap die ze zetten.” Deze mannen zeggen ook: “De moslims hebben een superieure godsdienst. Moslims zijn zelf ook superieur en de kafirs (de ongelovigen) zijn minderwaardig. De moslims komen in het paradijs, de kafirs zullen in de hel branden.” Wij hebben nu mensen bij ons op het stadsdeelkantoor werken die deze mannen van dat soort waanideeën af kunnen helpen.’

Lees ook alle andere hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.