Ahmed Marcouch, een politieke biografie

11-02-2014 14:01

dossier_marcouch_530
 

‘De situatie in verschillende wijken van Slotervaart was zeer ernstig. Het was gewoon een chaos,’ vertelde de Marokkaanse straatcoach Omar die sinds begin 2007 actief was. ‘Buurtbewoners werden geterroriseerd en vooral ouderen durfden ’s avonds niet meer buiten te komen. Er waren heel veel bange winkeliers die overlast hadden van de jeugd die aan het blowen en zuipen was. De winkeliers werden ook heel vaak beroofd en wilden vertrekken.’ 

‘We hebben ze hard aangepakt. We begonnen op het Sierplein, gingen vervolgens naar andere buurten als de Staalmanpleinbuurt en uiteindelijk naar de Mondriaanbuurt, waar de meest gewelddadige groep zat. De beruchtste plekken waren toen de Mondriaanstraat, de Hart Nibbrigstraat en het August Allebéplein.’

De gangster uithangen

‘We waren echt geschokt toen we hier kwamen,’ vertelde zijn Marokkaanse collega Khalid die net als Omar wel wat gewend was omdat ze beiden in Nieuw-West opgroeiden. ‘Er waren in het begin zo’n acht, negen, misschien nog wel meer straatgroepen die hun buren terroriseerden en berovingen en overvallen pleegden. Een deel van die jongens wil echt alleen maar de gangster uithangen. In het eerste jaar maakten we inderdaad regelmatig vechtpartijen mee. Dan zagen we bijvoorbeeld een auto-inbraak en ontspoorde het weer. We werden natuurlijk ook als verraders gezien.’

 

‘Veel criminele Marokkaanse jongens hebben macht thuis omdat ze hun ouders onderhouden met crimineel geld’

 

De aanpak van de SAOA werkte. Half juli 2008 maakte het stadsdeel bekend dat de overlast van vrijwel alle straatgroepen in heel Amsterdam flink was afgenomen in de stadsdelen waar de straatcoaches actief waren. In heel Amsterdam was er een daling van 33 procent geregistreerd. Maar in Slotervaart was er sprake van een afname van zelfs ruim vijftig procent. In augustus 2008 waren er in Slotervaart op dat moment nog maar vier van de negen groepen actief door ‘de interventies van de SAOA, de politie, de Ketenunit en het stadsdeel,’ schreef Netwerk 12plus-coördinator Houssain Mouhmouh.

Treiteren, zuigen en trekken

Het Netwerk 12plus dankte zijn naam aan het feit dat een flink deel van de jeugd dus al vanaf 12-jarige leeftijd (en zelfs jonger) ging meelopen met de criminele jeugd- en overlastgroepen en werd gevolgd. In het voorjaar van 2010, toen Marcouch moest aftreden, waren er van de oorspronkelijke negen groepen acht verdwenen en uit elkaar gevallen.

‘Hoe verdwijnen die groepen eigenlijk en waar blijven die jongens dan?’, vroeg ik aan Houssain Mouhmouh toen we doorspraken over de methodiek in Slotervaart. ‘Er is natuurlijk geen wondermiddel,’ legde Mouhmouh uit.
‘Je moet er bovenop zitten en blijven volhouden. Het begon er al mee dat ze vanaf het moment dat wij hier aan de slag gingen wisten dat ze in de gaten werden gehouden en niet meer volledig vrij hun gang konden gaan. De ouders van een flink deel van die jongens werden ook thuis opgezocht. Je begint met de meelopers en daarna met de harde kern. Dat gaat stapje voor stapje, door het ze lastig te maken, door te zuigen en te trekken en ook door ze te verleiden om andere dingen te gaan doen, door ze alternatieven te bieden.’

Gezinsbezoekers

Een deel van de jongens kwam onder de hoede van een 8tot8-coach. Ze werden bezocht en in de gaten gehouden door de gezinsbezoekers van de SAOA. Een ander deel werd naar een leerwerktraject begeleid. Dat wil zeggen dat ze naar school gingen, gingen werken of stage gingen lopen. Een deel kreeg te maken met de intensieve aanpak van multiprobleemgezinnen. En een deel verdween natuurlijk gewoon achter de tralies.

‘De combinatie van al die methodes,’ zei Mouhmouh, ‘zorgde ervoor dat de groepen zwakker werden en op den duur uit elkaar vielen en van straat verdwenen.’

Ingrijpen achter de voordeur bij de opvoeding

Uniek aan de aanpak van SAOA was en is dat de stichting niet alleen straatcoaches maar ook tien gezinsbezoekers inzette die de ouders van de criminele jongens en overlastjongens thuis opzochten, aanspraken, confronteerden met het gedrag van hun zonen en vervolgens stevige afspraken met de ouders en de zonen maakten en ze over een lange periode volgden. In feite werd hier een nieuwe overheidstaak geïntroduceerd, namelijk ingrijpen in de opvoeding door sturing van de opvoeders met name de vaders.

Het was juist die gecombineerde aanpak die in de praktijk zo effectief bleek te zijn bij de bestrijding van de overlast, constateerde Jack van Midden. ‘De gezinsbezoekers zeggen tegen die ouders: “Uw zoon veroorzaakt overlast. Dat pikken wij niet meer. U bent verantwoordelijk voor uw zoon. Neem maatregelen om te zorgen dat die overlast stopt.”

 

‘Zij waren ervan overtuigd dat deze Marokkaanse jongens slachtoffers waren die te weinig hulp kregen’

 

De gezinsbezoekers die in Slotervaart en Osdorp werken zijn bijna allemaal van Marokkaanse afkomst en spreken Berbers omdat het echt bijna alleen om Marokkanen gaat. Na het eerste bezoek, volgt binnen 24 uur het tweede bezoek. Ouders weten vaak niet wat hun kinderen uitspoken of willen dat niet weten. Maar de gezinsbezoekers weten wat die jongens uitvreten en confronteren de ouders met die kennis. Ze weten of die jongens wel naar school gaan, want dat controleren ze.’

Binnen in het eigen territorium

‘Daarnaast maken ze keiharde afspraken. Dat die zoon bijvoorbeeld elke avond om acht uur thuis moet zijn. Of dat de vader elke dag moet gaan controleren of zijn zoon wel in de klas zit. Wij controleren ook of die afspraken worden nagekomen. We weten dat het effect heeft. Zo’n 75 procent van die gasten waarvan de ouders bezocht zijn, zien we niet meer terug op straat.’

Mijn contacten in de wijk en ook de Marokkaanse straatcoaches die ik sprak, bevestigden dat de groepen echt verdwenen. ‘Wij kennen ze allemaal. Een klein deel is onverbeterlijk en wil echt niet. Maar het grootste deel is wel degelijk uit elkaar gevallen,´vertelde straatcoach Omar. ‘De gezinsbezoekers komen binnen in het eigen territorium van die jongens. Daardoor weten ze dat ze bekend zijn, dat we weten waar ze wonen en dat ze niet langer anoniem zijn. Dat is heel bedreigend voor die jongens. Want die ouders en vooral de vaders weten vaak inderdaad niet precies wat hun zonen uitvreten. Als de gezinsbezoekers langs waren geweest, dan waren die jongens daarna vaak opvallend rustig en durfden ze niks meer. Dan werden ze ook ineens opvallend vriendelijk naar ons toe.’

Ouders onderhouden met crimineel geld

De Marokkaanse gezinsbezoeker Khalid el Bouayadi, die zelf in de binnenstad van Leiden opgroeide, kwam er door zijn werk achter hoe goed sommige jonge Marokkanen die in de dossiers van de Stichting voorkwamen konden ‘acteren’. ‘Als je met de ouders van die jongens sprak dan kreeg je de indruk dat het allemaal keurige, lieve en beleefde jongens waren die hun best deden, studeerden en later waarschijnlijk advocaat of arts zouden worden. Maar als je hun dossiers las bleek dat ze eigenlijk iedereen aan het terroriseren waren in hun buurt, dat ze vaak al een hele reeks veroordelingen voor berovingen en mishandelingen achter de rug hadden.’

 

‘Straatrovers kunnen het ook niet helpen dat ze het criminele pad opgaan, omdat ze door hulpverleners in de steek zijn gelaten’

 

Volgens El Bouayadi wisten deze jongens hun ouders op een ongelofelijke manier te misleiden en logen ze tegen de klippen op. ‘Die ouders weten dan zogenaamd helemaal van niks. Maar dat kan natuurlijk niet als je zoon meerdere keren in de bak heeft gezeten. Het is domweg gebrek aan belangstelling van die ouders. Ze sluiten hun ogen voor het foute gedrag van hun zonen.’

Volgens El Bouayadi hadden veel criminele jongens bovendien vaak veel macht thuis omdat ze hun ouders onderhielden met crimineel geld of hun ouders extra geld gaven. Of anders wel bedreigden. Een verhaal dat ik ook van mijn andere Marokkaanse bronnen hoorde.

Overheid moet zich met opvoeding burgers bemoeien

Dat die ouders op het gedrag van hun zonen werden aangesproken werd hoog tijd constateerde procesmanager van de gezinsbezoekers Mourad Taimounti. Taimounti (1981) groeide zelf ook op in Overtoomse Veld, maar ging als één van de weinigen uit zijn buurt naar het gymnasium en studeerde vervolgens door. Hij stelde vast dat zich tot de komst van Marcouch in 2006 ongelofelijk veel organisaties met de overlastjongens en criminelen bezighielden maar de ouders totaal afwezig waren in het verhaal.

‘Deze gang van zaken was natuurlijk bizar,’ zei Taimounti. ‘Je moet aan een groot deel van de ouders gaan uitleggen dat ze moeten controleren of hun zonen wel op school zitten. Je moet ze gaan uitleggen dat het heel belangrijk is dat hun zonen een opleiding krijgen.’

Dit was volgens Taimounti de kern van het probleem: ‘Veel van die ouders weten gewoon echt niet hoe ze hun kinderen moeten opvoeden. Je mag het belachelijk vinden dat de overheid zich met de opvoeding van de burgers moet gaan bemoeien, maar dan los je niets op. Dit is gewoon de werkelijkheid waar wij hier mee te maken hebben. Je kunt het negeren, zoals overal gebeurt, of je kunt er wat aan doen. Wij zijn bezig er wat aan te doen.’

Medewerking van politie

Volgens Taimounti toonden hun ervaringen in de praktijk aan dat deze methode wel degelijk werkte. Ze zagen de concrete resultaten, maar ze moesten de ouders wel voortdurend blijven aanspreken, druk blijven uitoefenen en ook steeds weer duidelijk maken dat het gedrag van hun zonen onacceptabel was. ‘Dat is geen makkelijke klus, maar ik steek liever mijn energie in deze aanpak dan dat we weer gigantisch veel hulpverleners op zo’n gezin zetten. Je moet eerst zorgen dat de basis van de opvoeding in orde is, een einde maken aan de overlast en criminaliteit en dan pas komen we weer aan andere zaken toe.’

Vanwege het succes in Slotervaart werden de straatcoaches van de SAOA geleidelijk aan geïntroduceerd in zes andere stadsdelen. Naast Slotervaart ook in de stadsdelen Osdorp, De Baarsjes, Zeeburg, Noord, het Centrum en Zuid. Maar niet overal was de aanpak zo succesvol als in Slotervaart. Alleen het inzetten van straatcoaches was niet voldoende. Het bestuur moest er bovenop zitten, niet verzaken, stevig de regie voeren en de politie moest vooral meewerken.

Staalmanpleingroep

Marcouch bleef altijd de vinger aan de pols houden. Door een goed netwerk op te bouwen bleef hij op de hoogte van de ontwikkelingen, maar hij trok ook zelf regelmatig de buurt in, in zijn vrije tijd, om zich op de hoogte te stellen. Dan ging hij bijvoorbeeld ‘s avond naar het Staalmanplein in het hart van die andere probleembuurt, de Staalmanpleinbuurt, de pleisterplaats van de Staalmanpleingroep.

‘Er stonden gisterenavond wel zo’n dertig jongens op het plein,’ vertelde hij over die excursie. ‘Ze waren wel gemoedelijk maar ook erg luidruchtig. Maar ik weet dat een flink deel van deze jongens dieven en straatrovers zijn. Ik sprak lang met de straatcoaches. Zij vonden de straatcoach eigenlijk geen goed middel om deze overlast aan te pakken. Zij waren ervan overtuigd dat deze Marokkaanse jongens slachtoffers waren van de welzijnsorganisaties omdat ze niet genoeg hulp kregen. Ik schrok daarvan. Als ze niet voor de bestrijding van de overlast zijn, waar zijn ze dan voor? Welzijnswerkers hebben we al genoeg hier in dit stadsdeel.’

Straatroven bagatelliseren

‘Ik was al bang dat dit ging gebeuren. Dat komt voor een deel ook doordat politieagenten in deze buurt diefstal en straatroof bagatelliseren. Ze verkondigen dat die straatrovers het ook niet kunnen helpen dat die jongens het criminele pad opgaan omdat ze door de hulpverleners in de steek zijn gelaten.’

Een paar dagen later bleek uit een berichtje van Houssein Mouhmouh, de Netwerk 12plus-coördinator, dat een deel van de groep zich een buurt verder flink had misdragen en onder meer een hele reeks Hollandse vrouwen voor ‘hoer’ had uitgescholden. ‘De politie heeft zeven jongens aangehouden waarvan er zes deel uitmaken van de Staalmanpleingroep.’

‘Die Marokkanse buurtvaders deden geen moer’

Marcouch greep onmiddellijk in en belde SAOA-directeur Van Midden op die de zaken bij de coaches ging ‘rechttrekken’. De coaches gingen weer intensief surveilleren op het Staalmanplein en de andere pleinen en daadwerkelijk optreden tegen overlast. De namen van de overlastjongens werden genoteerd en hun ouders werden bezocht.

Nadat Marcouch en een deel van de ambtenaren, zoals Mouhmouh waar hij op steunde, waren vertrokken in 2010, was het de vraag of de positieve effecten zouden blijven van de SAOA-aanpak. Mijn welingelichte bron Frost had er een hard hoofd in. Hij had in detail het verslag gekregen van een brainstorm-sessie die over de veiligheidssituatie in Slotervaart was belegd door het nieuwe bestuur. ‘Daar werd het verhaal opgehangen dat het vroeger toch allemaal zo goed ging voordat Marcouch kwam.

 

‘De Marokkaanse buurtvaders maakten zelf deel uit van het probleem en zaten binnen gesubsidieerd koffie te drinken en niks te doen’

 

Het stadhuis moest zo nodig de straatcoaches naar Slotervaart sturen en toen was alles uit elkaar was gevallen in de wijk. Dat verhaal is echt schandalig. Het was daar volkomen uit de hand gelopen zoals we weten. In die goede oude tijd onder de voorganger van Marcouch werden die beroemde Marokkaanse buurtvaders erop afgestuurd als er problemen waren. Die buurtvaders deden geen moer. Ze maakten zelf deel van het probleem uit want voor een deel waren het namelijk hun eigen zonen die al die rottigheid uithaalden.’

Gesubsidieerd koffiedrinken

‘Er zat een hoge politieman van het wijkteam bij die al die onzin bevestigde,’ vertelde Frost. ‘Het werkelijke verhaal is juist totaal omgekeerd. Die buurtvaders zaten binnen gesubsidieerd koffie te drinken en deden niets, de politie deed ook geen moer. Hierdoor was het stadhuis wel gedwongen om de SAOA op te zetten met de straatcoaches. Die hebben het probleem toch binnen twee jaar vrijwel opgelost en daar schoon schip gemaakt. Dat beketende een enorme worsteling met de politie, die de eerste twee jaar eigenlijk niet wilde meewerken en regelmatig zelfs enorm tegenwerkte.’

Ik hoorde ook van mijn contacten binnen de SAOA dat na het vertrek van Marcouch de situatie weer aan het afglijden was. De groep straatcoaches was ook veel kleiner geworden. In de hoogtijdagen waren er alleen al in Slotervaart met veertigduizend bewoners negen koppels actief, nu zijn er vijf koppels voor heel Nieuw-West met circa 138 duizend inwoners. De straatcoaches mochten ook de Mondriaanbuurt niet meer in, nog steeds de slechtste buurt met de hardste criminele groep.

‘De harde jongens zijn weer aan het terugkomen’

In het voorjaar van 2012 hoorde ik dat er in de Staamanpleinbuurt een nieuwe harde criminele groep was ontstaan. Ook in die buurt mochten de straatcoaches van de politie niet meer patrouilleren. ‘Alles wat we opgebouwd hebben is langzaam weer aan het afbrokkelen. Minder geld, minder straatcoaches en de harde jongens zijn weer aan het terugkomen.’

 

Lees alle hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.